Nadat de Onderwijsraad in 2004 een studie heeft laten uitvoeren naar de omvang van de activiteiten in het onderwijs, heeft Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs BOPO een onderzoeksprogramma van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek NWO verzocht om concretisering en verdieping van de bevindingen in de vorm van een casestudie. In april verschenen de resultaten hiervan.

Voor de casestudie zijn 17 uiteenlopende basisscholen bestudeerd. De ervaren bureaucratie blijkt sterk te variëren, waarbij 50 procent van de bestudeerde scholen boven de middenpositie scoort en 25 procent lager dan deze middenpositie. Vooral onderwijskansenscholen ervaren veel bureaucratie. Bestuursvarianten blijken geen spreiding in bureaucratiescores te verklaren. En weinig scholen realiseren het ideaal van een geringe bureaucratische last in combinatie met hoge onderwijsopbrengsten. De bureaucratiebronnen blijken voor de meeste scholen hetzelfde. De belangrijkste door schoolleiders genoemde bronnen worden gevormd door instanties waaraan verantwoordingsgegevens moeten worden geleverd Inspectie, gemeente, het WSNS-beleid, het overleg met de gemeente en met ouders, personeelstechnische vereisten, de coördinatie op het niveau van het bovenschoolse management en het schrijven van plannen voor subsidies en andere doeleinden bijvoorbeeld het schoolplan. De gemeente wordt door schoolleiders gezien als een zeer grote veroorzaker van secundaire activiteiten, met name door tal van afstemmingsvormen op lokaal, gemeentelijk niveau. De grootste bronnen voor secundaire activiteiten volgens de leerkrachten zijn het overleg met collegas, de registratie van leerlingvorderingen, leerlingbegeleiding en -zorg, externe contacten, kwaliteitszorg, bij- en nascholing en contacten met ouders.

De onderzochte scholen stellen de volgende maatregelen voor om de bureaucratie te verminderen:

o Minder tijdelijke subsidies en minder uitgebreide verantwoording daarover;
o Combineer subsidies meer met duidelijk te behalen targets, meer vrijheid van besteding van ontvangen middelen en duidelijke verantwoordingsregels;
o Beperk indirecte subsidiering via tussenlagen zoals de gemeente en subsidieer schoolbesturen meer rechtstreeks;
o Meer administratieve support en minder personeelstechnische regels;
o Meer beheersmatige scholing van schoolleiders;
o Digitaliseer de gegevenshuishouding waar mogelijk en verdeel taken goed binnen de school.

Uit het internationale deel van het onderzoek blijkt tot slot dat onderwijsindicatoren, zoals gepubliceerd door de OECD Organisation for Economic Co-operation and Development, aantonen dat de verhouding tussen primaire en secundaire onderwijsuitgaven flinke verschillen tussen landen laat zien, variërend van 10 tot 30 procent secundaire kosten. Slechts een minderheid van de OECD-landen ziet bureaucratisering als een relevant beleidsprobleem.

Bureaucratie in kaart
In 2005 heeft de minister van Onderwijs de Tweede Kamer toegezegd voor elke onderwijssector een bureaucratiebenchmark te laten ontwikkelen. De organisaties voor bestuur en management in het primair onderwijs hebben de verantwoordelijkheid voor de realisatie hiervan voor de sector primair onderwijs op zich genomen. Onderzoeksbureau Ecorys voert het onderzoek uit. Het is de bedoeling om voor de zomer van 2007 een beeld te kunnen schetsen van de bureaucratisering binnen het primair onderwijs.

Meer informatie
De casestudie vanuit BOPO is te vinden op http://www.gw.utwente.nl/om/Publications/

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.

Gerelateerd nieuws