Niveau basisonderwijs stabiel maar laag

Het Nederlandse basisonderwijs is de afgelopen twintig jaar niet beter en niet slechter geworden. Wel is het niveau al die tijd lager geweest dan dat het zou moeten zijn, volgens de experts die meewerkten aan de Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau (PPON). Dit blijkt uit het rapport `Onderwijs op peil´, waarin Cito twintig jaar PPON-onderzoeken vergelijkt.

In een PPON-onderzoek wordt aan leerkrachten, pabodocenten en schoolbegeleiders gevraagd wat leerlingen zouden moeten kunnen of kennen. Vervolgens wordt getoetst of de leerlingen deze opgaven ook daadwerkelijk kunnen maken. 90 tot 95 procent van de leerlingen zou een minimaal niveau moeten bereiken en 70 tot 75 procent zou een voldoende moeten kunnen halen. In de praktijk blijkt dat minder dan de helft een voldoende krijgt en slechts 80 procent het minimale niveau haalt. Volgens Cito betekent dit dat weinig leerlingen de kerndoelen basisonderwijs op het door de geraadpleegde experts verwachte niveau beheersen. In het onderzoek zijn de PPON-onderzoeken vergeleken over Nederlandse taal, rekenen en wiskunde, wereldoriëntatie en Engels. De scores over de verschillende jaren waren min of meer gelijk, behalve voor rekenen en wiskunde. Hoofdrekenen, procenten en schattend rekenen zijn vooruitgegaan, terwijl optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen op papier is achteruitgegaan. In de Volkskrant zegt Cito-directeur Gerrit Staphorius dat 25 jaar vernieuwingen in het basisonderwijs voor wat betreft de onderzochte vakken niets hebben opgeleverd. “Maar”, zegt hij, “het is mogelijk dat er op ander vlak wel verbeteringen zijn, zoals in het welbevinden van de leerlingen, of hun assertiviteit. Maar we moeten natuurlijk wel in de gaten houden wat de kerntaken zijn van het onderwijs.” Ton Duif, voorzitter van de AVS: “Natuurlijk is het goed dat er onderzoek gedaan wordt en om op basis daarvan de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. We moeten dus zeker niet onze kop in het zand steken. Wel valt op dat de rapporten niet altijd congruent zijn. Vorige week nog kwam de commissie Meijerink met een rapport waarin stond dat de kwaliteit van het onderwijs echt achteruitgaat. En nu blijkt de kwaliteit stabiel te zijn geweest in de afgelopen twintig jaar. Op zich is dat al een hele prestatie, want er zijn de laatste jaren namelijk erg veel aandachtspunten en vakken bijgekomen. Zoals het omgaan met digitale informatie, burgerschapskunde, aandacht voor integratieproblematiek, steeds meer leerlingen met een speciaal handelingsplan in de klas, et cetera. En dat allemaal binnen de gelijk gebleven onderwijstijd. De maatschappij moet zich echt bezinnen op wat de primaire taak van het onderwijs is. Het is een terechte keuze als de kwaliteit van het reken- en taalonderwijs omhoog moet. Maar dat gaat wel ten koste van de aandacht voor andere zaken. We kunnen niet én meer én beter.”

 

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.