Welke ondersteuning is nodig op gebied van burgerschapsonderwijs? Ondersteuning moet beginnen met het (verder) ontwikkelen van begrip van, en een visie op, het concept ‘burgerschap’. Ook moet de ondersteuning gericht zijn op het vakgeїntegreerd en – overstijgend aanbieden van burgerschapsonderwijs. Daarvoor zijn onder andere professionalisering en hulpmiddelen voor scholen nodig. Dat meldt het Advies ondersteuningsstructuur burgerschapsonderwijs van het Kohnstamm Instituut. De AVS heeft aan dit advies meegewerkt.
Op welke aspecten is ondersteuning nodig?
De onderzoekers vinden dat ondersteuning moet beginnen met het (verder) ontwikkelen van begrip van, en een visie op, het concept ‘burgerschap’. Dat betekent dat de ondersteuningsstructuur scholen/besturen helpt om het gesprek te voeren over wat burgerschap is (en niet is) en hoe dat terug kan komen in de visie van de school. Ook zou de ondersteuning gericht moeten zijn op het vakgeïntegreerd en -overstijgend aanbieden van burgerschapsonderwijs, omdat het gaat om een taak van de hele school. Ook moet de ondersteuning gericht zijn op het verduidelijken van de implicaties van de nieuwe wet, vanwege de grote verschillen in de manieren waarop scholen tot nu toe vormgeven aan burgerschapsonderwijs, en vanwege het argument dat scholen zich mogelijk afwachtend opstellen als het gaat om nieuwe verplichtingen. Andere aspecten waar volgens de onderzoekers aandacht voor zou moeten zijn, zijn onder andere het in beeld brengen en expliciteren van wat de school al doet op het gebied van burgerschapsonderwijs, het helpen van leraren om controversiële onderwerpen te bespreken in de klas, en het stellen en evalueren van de doelen die de school heeft voor burgerschapsonderwijs.
Welke vormen van ondersteuning zijn nodig?
Om dit te bereiken is ten eerste professionalisering nodig, voor onder andere schoolbestuurders, schoolleiders en leraren. Ten tweede moet bevorderd worden dat professionele leergemeenschappen worden gevormd, waarin kennisuitwisseling binnen scholen, maar vooral tussen scholen, gestimuleerd wordt, met aandacht voor het delen van praktijkvoorbeelden. Ten derde zijn hulpmiddelen voor scholen nodig. Ten vierde vinden de onderzoekers dat scholen/besturen de mogelijkheid moeten hebben om, op basis van een ondersteuningsvraag, specifiek advies te vragen, eventueel met visitatie. Ten slotte moet er binnen de ondersteuningsstructuur aandacht zijn voor onderzoek.
Hierbij moet rekening gehouden worden met de schoolcontext, denominatie en de leerlingenpopulatie.
Hoe moet de ondersteuningsstructuur ingericht worden?
Het advies concludeert dat er een sectoroverstijgend netwerk moet worden ontwikkeld dat uit een kernteam bestaat, een onafhankelijk voorzitter en vier klankbordgroepen: vertegenwoordigers uit de sectorraden, de profielorganisaties, schoolleiders en leraren , en onderzoekers. Het ondersteuningsaanbod van deze partijen kan op een digitaal platform komen.