De basisscholen van ATO-scholenkring in ‘s-Hertogenbosch willen projecten van Bossche educatieve partners kunnen opnemen in het onderwijsprogramma en inwisselen tegen hoofdstukken of bladzijdes uit de vaste lesmethode, of tegen eigen leeractiviteiten en -middelen. Dat verandertraject vraagt wat van scholen, partners én gemeente. “Start klein en bouw langzaam uit.”
Het bestuur van ATO-scholenkring is gehuisvest in een rijksmonument op het landgoed Coudewater in Rosmalen. “We mogen tegen een laag tarief gebruik maken van dit gebouw”, vertelt CvB-voorzitter Hans Tijssen bij binnenkomst. “Het geld moet naar de kinderen, niet naar de besturen”, zegt hij resoluut.
Aan de muur van zijn kantoor hangen de vier speerpunten van de scholenkring. Talentontwikkeling door uitdagend onderwijs staat op nummer één. Leerlingen ontwikkelen talenten niet alleen binnen de muren van de school aan de hand van standaard lesmethodes. Juist door te kijken naar het aanbod van educatieve partners in de stad, bied je leerlingen meer kansen.
“Onze stad kent allerlei educatieve partners met een geweldig aanbod”, zegt Tijssen. Het betreft organisaties op het gebied van natuur-, cultuur- en gezondheidseducatie, of techniek en sport. Dat zijn in ’s-Hertogenbosch bijvoorbeeld cultureel centrum de Muzerije, Bureau Babel (dat onderwijs en kunst bij elkaar brengt), musea, de bibliotheek en de GGD. “Toch vinden scholen het lastig om dit aanbod in te zetten. Het stapelt zich bovenop het gewone lesprogramma. Om verschillende redenen houden scholen de deur dicht. Terwijl het juist mooi is als leerlingen in aanraking komen met de wereld buiten de school.”
Schooldirecteur Richard de Wilde van Kindcentrum Caleidoscoop in ‘s-Hertogenbosch herkent dit. Zijn school werkt veel aan de hand van de vaste lesmethode, maar wil graag de buitenwereld de school binnen halen. “Een van onze kernwaarden is actief burgerschap. Juist door aan de slag te gaan met het aanbod in de stad stimuleren we dat bij onze leerlingen. Bovendien verlevendigt dat de lessen. Maar het ontbrak ons aan tijd en inzicht om te bepalen binnen welk leergebied het aanbod valt en of de kwaliteit goed is.”
Ook Hanneke Hens, schooldirecteur van Kindcentrum De Groote Wielen in Rosmalen, ziet de meerwaarde van het aanbod van de lokale partners, maar miste de aansluiting tussen het aanbod en het curriculum. “We werken ontwikkelingsgericht en thematisch. Vaak kwam het aanbod niet op het juiste moment. En andersom: wanneer we een vraag hadden, was er geen geschikt aanbod.”
Niet alleen de scholen en educatieve partners in de stad willen meer aansluiting. Ook de gemeente wil graag dat de partijen elkaar beter vinden. Wanneer scholen de deur open zetten, kan het aanbod uit de stad helpen om het maximale uit ieder kind te halen. Het probleem is duidelijk, maar hoe pak je dat aan als schoolbestuur?
CvB-voorzitter Tijssen: “Het helpt om voort te bouwen op bestaande successen. We hadden een plan, geïnspireerd op het bekende project Bibliotheek op School. Ieder kindcentrum in ‘s-Hertogenbosch kent de resultaten van die samenwerking. Ook daar halen we de buitenwereld, in dat geval de bibliotheek, de school in. We willen nu hetzelfde, maar we praten over excursies en lesmateriaal in plaats van over boeken.”
Onderdeel van dat plan is een model met zes bouwstenen, dat externe projectleider Jan Plooij eerder bij Bibliotheek op School heeft uitgewerkt. De kennis en ervaring van toen, zijn nu opnieuw slim ingezet. “We hebben dat model opnieuw aangegrepen en passend gemaakt”, zegt Plooij. “Wanneer alle partijen snappen waar de bouwstenen in het model voor staan, de onderlinge relatie begrijpen én zich binden aan alle bouwstenen, dan is de kans op succes het grootst.”
“We legden ons plan voor aan de directieraad van de scholen”, vervolgt hij. “Daarna lag het initiatief bij hen, zij waren aan zet. Acht scholen zijn toen naar voren gestapt en startten een pilot. Zij vormen sindsdien een alliantie en nemen het voortouw.”
Het initiatief voor het verandertraject komt van de scholen en het bestuur van ATO-scholenkring. De middelen komen van ATO-scholenkring en vanuit de Lokale Educatie Agenda.
Om het aanbod van lokale partners in te wisselen tegen delen van de lesmethode (“niet stapelen maar vervangen”), of tegen eigen leeractiviteiten en -middelen, zijn de scholen binnen de leergebieden cultuur, techniek, sport, natuur en gezondheidseducatie aan de slag gegaan met leerlijnen.
“We wilden eerst per leergebied eigen leerlijnen ontwikkelen, maar kwamen er gelukkig met hulp van SLO (Stichting Leerplanontwikkeling) achter dat bestaande leerlijnen alles omvatten. We zijn samen de leerlijn ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’ en ‘Kunstzinnige oriëntatie’ verder gaan uitwerken”, zegt Plooij.
De scholen van directeuren De Wilde en Hens zijn twee van de acht die meedoen aan de pilot. Voor De Wilde was het een kans om een andere werkwijze te kiezen, zonder meteen de methode te laten vallen of een geheel andere weg in te slaan. “Wat ons team wilde was duidelijk: meer naar buiten toe, ervaringen opdoen en op excursie met leerlingen. We zochten tegelijkertijd een werkwijze die ook de leerlijnen dekt. Die hebben we nu gevonden.”
Het uitwerken van leerlijnen klinkt eenvoudig, maar is een taaie klus. “De leerlijnen vormen de kapstok waar we alles aan ophangen”, vertelt projectleider Plooij. “Om de kapstokhaakjes te vullen, moet eerst duidelijk zijn wat de pilotscholen al in huis hebben aan leeractiviteiten en -middelen. Dat doen ze door te metadateren: ze hangen labels aan het materiaal, zodat duidelijk is waar het over gaat en aan welke leerdoelen het bijdraagt. Door de kapstokhaakjes te vullen, blijven er lege haakjes over en zien scholen beter wat zij nodig hebben, en waar de educatieve partners aan kunnen voldoen. Scholen kunnen bovendien makkelijker gevulde haakjes vervangen met aanbod van buiten.” Daarna is het aanbod van de partners in de stad gemetadateerd.
Dankzij een ‘verbindingsmakelaar’ – iemand die per leergebied het aanbod van de partners door en door kent – worden vraag en aanbod bij elkaar gebracht. Het aanbod komt daardoor beter tot zijn recht én past in de leerlijn.
Tijssen: “Uiteindelijk willen we een instrument met een centrale database waarin vraag en aanbod samenkomen. Het liefst ook met het leermateriaal van de leveranciers. Voor hulp op dit gebied hebben we een versnellingsvraag ingediend (Versnellingsvragen.nl) en kwamen we bij Kennisnet uit.”
Hij vervolgt: “Tijdens het metadateren leer je elkaars taal begrijpen. Je merkt al snel dat het niet alleen om het metadateren draait. Het gaat om de duurzame verbindingen tussen scholen en partners in de stad.” Schooldirecteur Hens beaamt dat: “Het meest bijzondere is dat we erachter kwamen dat scholen en partners allebei hetzelfde willen. We hebben dezelfde belangen en willen het onderwijs voor leerlingen verrijken.”
Tijssen ziet ook dat scholen steeds enthousiaster worden van het lokale aanbod dat in de leerlijnen past. Hij verwacht dat scholen meer de regie pakken en bestaand aanbod inwisselen tegen aanbod van de lokale partners.
“De pilot heeft ons onderwijsproces verbeterd, interessanter en levendiger gemaakt”, vult schooldirecteur De Wilde aan. “Leerlingen leren op andere plekken, niet alleen in de klas. We weten dat de leerdoelen zijn gedekt en dat we op een andere manier met leerlingen kunnen leren. Zo gingen we voor het project ‘Het bewaarde land’ drie dagen het bos in, zelfs toen het regende. Die ervaring beklijft bij leerlingen.”
Wat verklaart het succes van deze aanpak? Naast het gebruik van het model met de zes bouwstenen, heeft Tijssen een belangrijk advies. “Als je wilt dat scholen tijd vrij maken voor een verandertraject, moet je hen daarin ondersteunen en faciliteren. Niet alleen in geld, maar ook in tijd en professionaliteit. Bijvoorbeeld door mensen vrij te roosteren en te zorgen dat daar capaciteit voor is. Anders ben je ook daar aan het stapelen, en dat werkt averechts.” Hens: “En dat geeft lucht in de organisatie. We hebben tijd om met elkaar te overleggen. Dankzij de middelen die ik heb gekregen kan ik een invalleerkracht inzetten, zodat we aan dit traject kunnen werken.”
“Eigenlijk is het heel simpel”, zegt Tijssen. “Het gaat altijd over de menselijke maat, over hoe mensen elkaar ontmoeten en wat zij met elkaar delen. Voor mij zit de kunst in het verbinden van mensen en hen faciliteren verandering in gang te zetten. Het gemeenschappelijke thema? De ontwikkeling van kinderen. Daarmee raak je mensen in hun ziel. En dan krijg je een verbinding. Daar kan ik allerlei mooie strategieën of wetenschappelijke inzichten bij halen, maar zo simpel is het.”
De acht pilotscholen en partners hebben gezamenlijk een eindopdracht gekregen. Inmiddels ligt er per leergebied een programma waarin voor elk leerjaar activiteiten gepland staan. De scholen hebben gekeken naar wat ze in hun lesprogramma kunnen vervangen door andere activiteiten. Zowel activiteiten voor leerlingen als voor de professionalisering van leerkrachten.
De Wilde’s advies aan andere schooldirecteuren met dezelfde vraag en ambitie: “Klop bij ons aan en doe inspiratie op met deze aanpak.” Hens: “Start klein en bouw langzaam uit. Probeer per leergebied uit hoe het werkt, dan behoud je het overzicht.” En onthoud: eigenlijk is het heel simpel.
Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met Kennisnet.
Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.