Politiek onderzoekt kwaliteit binnenmilieu op scholen
In juni verschijnt de uitkomst van een VROM-onderzoek naar de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen. Veel is al bekend. Ook wat oplossingen kunnen zijn voor te warme en slecht geventileerde lokalen. Uiteindelijk gaat het erom dat de politiek de juiste keuzes maakt.

Het binnenmilieu van scholen kent de laatste tijd een brede belangstelling. Naar aanleiding van een uitzending van het Jeugdjournaal werden zelfs Kamervragen gesteld. Aanleiding voor maar liefst vier ministeries om een gezamenlijk onderzoek in te stellen. Op zestig scholen – waaronder gebouwen met natuurlijke ventilatie, mechanische ventilatie en een combinatie daarvan – wordt onderzocht hoe het is gesteld met licht, lucht, temperatuur en geluid. De uitkomst daarvan wordt verwacht in juni. Volgens Jessica van Swigchem, projectleider van het onderzoek, is het een aanvulling op wat al bekend is. De meerwaarde ziet zij vooral in de gevolgde onderzoeksmethodiek en het gevolg dat de politiek hieraan zal geven. “De zestig scholen die wij onderzoeken zijn niet op voorhand probleemscholen op het gebied van binnenklimaat. Het onderzoek brengt dus in kaart of het in de gemiddelde school al dan niet slecht gesteld is. In twee lokalen per school is gelijktijdig gemeten, waardoor een goede vergelijking mogelijk is; tussen scholen onderling en tussen twee lokalen van dezelfde school. Dit levert een belangrijke onderbouwing op voor vervolgacties van de ministeries. Het onderzoeksproject gaat uitmonden in een kabinetsvisie en in concrete acties om geconstateerde problemen op te lossen.” In het veld is men weliswaar tevreden over het feit dat het onderwerp opnieuw op de agenda staat, maar tegelijkertijd ook kritisch gestemd over de trage ambtelijke molens. `Haagse rituelen´ en `een manier om tijd te kopen´, reageren deskundigen als Frans Duijm (medisch milieukundige van Kenniscentrum Milieu & Gezondheid, GGD Groningen) en Atze Boerstra (directeur van BBA Binnenmilieu en voorzitter van de Nederlandse afdeling van de International Society for Indoor Air Quality and Climate (ISIAQ)). Er is al heel veel onderzoek gedaan in binnen en buitenland stellen zij, en de uitkomsten wijzen allemaal in dezelfde richting: door een te hoge temperatuur en een gebrek aan verse lucht zijn de meeste schoollokalen niet goed geschikt om in te leren. Kinderen presteren duidelijk beter als de condities wel in orde zijn. Frans Duijm: “Er zijn duidelijke invloeden op de leerprestaties. Zowel wat betreft hun aandacht als hun korte termijngeheugen functioneren ze minder goed als er slecht wordt geventileerd. Of beter: als er normaal geventileerd wordt, want normaal wordt er slecht geventileerd. Het tempo zakt en ze maken veel fouten. Het hele leerproces verloopt dus suboptimaal. En ook de leerkrachten, waarnaar dan weer minder onderzoek is gedaan, functioneren natuurlijk niet optimaal. Ze raken gestresst, worden eerder moe en zijn vaker ziek, wat ook voor de kinderen geldt.” Duijm wijst op gezondheidsrisico´s als infectieziekten, zeker aan de luchtwegen, en op het feit dat een aandoening als astma verslechtert op school. Ook wijst hij op de volgens hem enorme blootstelling aan fi jnstof. “Voor de buitenlucht zijn al politiek haalbare normen gesteld die onvoldoende beschermen, in scholen is het fi jnstof niveau vaak nog veel hoger. De risico´s daarvan zijn nog niet serieus onderzocht.”

Bouwkundige aandacht
Waar het uiteindelijk allemaal om draait is hoe je de bestaande situatie kunt verbeteren en wat daarvoor nodig is. Vanuit zijn deskundigheid wijst Atze Boerstra op de noodzaak van bouwkundige aandacht. “Wat je concreet zou moeten doen is ervoor zorgen dat alle scholen die nieuw worden gebouwd of ingrijpend gerenoveerd, een dusdanig goed ventilatiesysteem krijgen dat ze voldoen aan de gangbare eisen. In het Bouwbesluit is redelijk goed vastgelegd hoeveel je moet kunnen ventileren. Bij heel veel nieuwe scholen kun je je echter afvragen of ze daaraan voldoen. Dat wordt niet altijd even goed gecontroleerd.” Frans Duijm zet echter forse vraagtekens bij hetgeen in het Bouwbesluit over ventilatie is opgenomen. “Het Bouwbesluit bepaalt slechts hoeveel theoretische capaciteit de ventilatievoorzieningen moeten hebben, niet of ze gebruikt moeten worden en zelfs niet of ze bruikbaar moeten zijn. Ook zijn er geen voorschriften met betrekking tot het open kunnen van ramen.” Hij wijst erop dat voor bestaande gebouwen weer aparte voorschriften voor ventilatiecapaciteit bestaan. “Deze zijn levensgevaarlijk: ver beneden het peil dat de Gezondheidsraad heeft aanbevolen voor alleen al geurhinder. Een gebouw is bestaand zodra het is opgeleverd. De redelijke voorschriften gelden alleen voor de vergunningaanvraag en de bouwfase. Voor noodlokalen gelden de nieuwbouwvoorschriften al helemaal niet. Een schoolgebouw dat aan het Bouwbesluit voldoet, kan veel slachtoffers maken.” De temperatuur in de lokalen is een ander probleem, waarvoor Boerstra aandacht vraagt. “De kinderen geven al zoveel warmte af, als daar de zon bij komt dan wordt het al snel te warm. Een klaslokaal moet buitenzonwering hebben, niet aan de binnenkant, dat werkt niet. Alleen als een lokaal pal op het noorden ligt, kun je daarop besparen en anders niet. Op het moment dat je die zonwering niet hebt, moet je dus niet raar opkijken dat als het buiten 20 °C is, het binnen 35 °C wordt. Een gevel moet je ontwerpen op functies. Genoeg daglicht, maar ook weer niet zoveel zonnestraling dat het te warm wordt. En genoeg openingen om, los van ventilatieroosters, even lekker te kunnen spoelen.”

Indicator
Volgens Atze Boerstra is het heel simpel om de kwaliteit van het binnenmilieu vast te stellen. Voor 200 euro heb je al een CO2-indicator waarmee je de luchtkwaliteit kunt meten. “Hang die eens een week op en je krijgt een idee hoe je er als school voor staat. Je kunt dan ook het effect zien als je bijvoorbeeld tijdens de pauzes de ramen lekker open zet om even fl ink te spoelen.” Boerstra legt uit dat het CO2-gehalte een goede indicator is voor de luchtkwaliteit. “In het lokaal zweeft een cocktail van bio-effl uenten die je weg wil ventileren; je gebruikt CO2 als indicator. Zo´n apparaatje – de provincie Gelderland gaat alle basisscholen er een geven – helpt je op tijd te ventileren.” Boerstra stelt dat de norm maximaal 1200 parts per million zou moeten zijn. Daarboven begint het al snel muf te ruiken. Frans Duijm noemt deze norm echter volstrekt arbitrair en willekeurig gekozen. “Iemand heeft ooit eens bedacht dat als je onder die 1200 ppm zou blijven, het met de gezondheidsrisico´s wel mee zou vallen. Maar dat is nooit echt uitgezocht. Er zijn ook aanwijzigen dat de problemen vanaf 600 ppm beginnen op te lopen en de gezondheidsrisico´s groter worden. Ga je hier serieus mee om, dan zou je dus onder die 600 ppm moeten blijven.” Beide deskundigen zijn het er in elk geval over eens dat stevig ingrijpen geboden is. Duijm: “De situatie is soms extreem slecht: een onacceptabele luchtkwaliteit, vaak ook onacceptabel hoge temperaturen en dat soms in combinatie met vieze lokalen. Dit heeft gewoon te maken met budgetten. Er moet geld van de rijksoverheid bij.” Boerstra valt hem van harte bij: “Natuurlijk vormen de leerprestaties van kinderen een belangrijk onderwerp! Uitgerekend is dat als je die 80 procent van de basisscholen waar het niet in orde is gaat aanpakken, je 500 tot 600 miljoen euro nodig hebt. Zeg maar de prijs van een aantal straaljagers. Bovendien kun je de investeringen ook weer terugverdienen door minder energieverbruik en minder ziekteverzuim. Dit is gewoon een politieke afweging.”

Het lopende onderzoek naar de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen is ingesteld door de ministeries van VROM, OCW, VWS en SZW. Naast de begeleidingscommissie, waarin de vier ministeries zijn vertegenwoordigd, is ook een klankbordgroep in het leven geroepen. De klankbordgroep volgt het onderzoek, plaatst kanttekeningen bij de uitvoering en denkt mee over het communiceren van de resultaten. In de klankbordgroep zitten vertegenwoordigers uit de onderwijs-, gezondheids-, vakbonds- en bouwwereld. Ook de AVS maakt deel uit van de klankbordgroep, in de persoon van adviseur Piet de Vries (p.devries@avs.nl).

Tekst: Bert Nijveld

Bron
Kader Primair 9 – mei 2007

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.

Gerelateerd nieuws