Scholen zijn steeds vaker onderdeel van een Integraal Kindcentrum (IKC), waarin onderwijsgevenden, kinderopvangmedewerkers, jeugdzorgprofessionals en andere partners intensief samenwerken. Dat vraagt om andere vaardigheden van schoolleiders. Wat heb je te ontwikkelen om goed leiding te kunnen geven aan een IKC?
Schoolbesturen en kinderopvangorganisaties zitten steeds vaker, samen met andere instellingen rond het kind, in hetzelfde gebouw. Maar een bordje ‘Integraal Kindcentrum’ is geen garantie voor een goede samenwerking of een inhoudelijk op elkaar aansluitend aanbod. Daar moet meer voor gebeuren en daarbij is de rol van de leider van het kindcentrum cruciaal.
Met de vraag wat een schoolleider nodig heeft om een goede leider van een IKC te zijn, houdt Janny Reitsma zich bezig. Ze is interim-bestuurslid van de Stichting Openbaar Onderwijs Oost-Groningen (SOOOG) en projectleider bij PACT voor Kindcentra, een platform waar onderwijs, jeugdzorg en kinderopvang samenwerken, en pleitbezorger voor inclusieve kindcentra waar kinderen van nul tot twaalf zich kunnen ontwikkelen. IKC-leiders moeten, volgens Reitsma, vooral een brede manier van kijken hebben. “Dat moet hun basishouding zijn. Samen met ouders, onderwijs, kinderopvang, sportclubs, kunst en cultuur ervoor zorgen dat een kind zich kan ontwikkelen. Niet alleen kinderen van vier tot twaalf jaar en niet alleen tussen 8.00 en 15.00 uur.” Daarnaast moet een directeur creatief en innovatief zijn en buiten de kaders denken.
Bij SOOOG (24 scholen, waarvan 9 kindcentra) hebben alle schoolleiders de opleiding Leidinggevende Integraal Kindcentrum gevolgd. Kennis hebben van verandermanagement is cruciaal, vindt Reitsma. “Maar ook moet hij of zij kennis hebben van hoe kinderen leren én zich vanaf de geboorte ontwikkelen. Daarnaast vergt een kinderopvang aansturen een ondernemende blik. Financiering, plaatsing, planning en regelgeving zijn belangrijke onderdelen. Dat zit nog niet zo erg in de IKC-opleiding. Een schooldirecteur maakt bijvoorbeeld voor een heel jaar een personeelsplanning. Op een kindcentrum gebeurt dat tien dagen van tevoren. Elk uur dat er in de kinderopvang twee pedagogisch medewerkers op een groep staan met te weinig kinderen kost dat geld. Dat kun je dus niet lang volhouden.“
Job van Velsen, IKC-specialist bij adviesbureau Etuconsult, vindt dat schoolleiders soms te makkelijk denken over de kinderopvang. “Onderwijsdirecteuren denken nog vaak vanuit het onderwijs. De ontwikkeling van jonge kinderen gaat over pedagogiek. Ga dus kijken op locaties waar gewerkt wordt met jonge kinderen: hoe realiseren zij een rijke leeromgeving? Kijk ook naar de inbreng van de eigen pedagogisch medewerkers, benut en versterk die.”
Reitsma pleit ervoor dat pedagogisch medewerkers en leerkrachten letterlijk naast elkaar samenwerken op een groep. “Dan zien ze pas echt wat ze doen. De directeur moet die samenwerking begeleiden en misschien soms wel afdwingen.”
Schooldirecteur Bas Vernooij van IKC Klimboom in Zoetermeer doet dat, samen met de locatiemanager kinderopvang van De Drie Ballonnen. In Zoetermeer blijven bijvoorbeeld de pedagogisch medewerkers van de voorschoolse opvang in de ochtend een uur langer en ondersteunen de leerkracht in de groep.
Lambert van der Ven, directeur van IKC Aventurijn en basisschool De Palster, onderdeel van KindCentrum Mellepark, beide in Uden, doet dat ook. “Je kijkt niet of iemand uit het onderwijs, kinderopvang of sport komt, maar wie je op welk moment nodig hebt. Een pedagogisch medewerker kan een paar uur in de school helpen, een sportieve leerkracht ondersteunt de sportcoach in de bso. Aan de achterkant is dat een heel gedoe om dat transparant te verrekenen, maar het kan. Dat betekent dat je gaat kijken naar de talenten van medewerkers en iedereen weet te waarderen, of je nu praktisch of theoretisch bent opgeleid. Daarom zit bij ons de schoonmaker ook in de groepsapp. Daarom nodigen we de jeugdverpleegkundige en maatschappelijke ondernemers uit wanneer wij bezig zijn met visievorming.” Al blijft het mengen van de groep medewerkers lastig, vindt Vernooij. “We hebben gezamenlijke teamscholingsdagen, maar gedurende de dag gezamenlijke momenten creëren is moeilijk. Als de leerkrachten pauze hebben, werken de pedagogisch medewerkers.”
De echte ‘ontschotting’ moet nog plaatsvinden, niet alleen tussen school en kinderopvang, maar ook als het gaat om jeugdzorg en ambulante begeleiding.
Vernooij: “Het is een belangrijke taak van de directeur om steeds opnieuw die samenwerking te zoeken.” Zo ziet ook Van der Ven zijn rol. “Alle partijen staan in dienst van het kind, maar er worden wel zes of zeven agenda’s op dat kind losgelaten. De IKC-leergang heeft mij geholpen om een goede analyse te maken van de wijk, de gemeente, de kansen en bedreigingen. Het helpt als je elkaars agenda kent. Als ik bijvoorbeeld weet wat het doel van de wethouder is, als ik het politieke proces begrijp, dan kan ik daarbij aansluiten en bereik ik meer.”
Van Velsen adviseert een goede analyse te maken: “Ga eerst onderzoeken wat je kinderen wilt bieden. Op basis van analyse en data zoek je er daarna de organisatievorm bij. Het gaat er niet om zoveel mogelijk partijen in één gebouw te stoppen. Steeds moet de centrale vraag zijn: waarom wil je een IKC worden? Wat versta je onder een IKC? Wat is nodig in jouw situatie?”
Reitsma zag als projectleider van PACT kindcentra in veel verschillende vormen. “Bij het ene IKC werkt het heel goed als de jeugdverpleegkundige en het consultatiebureau in het IKC zitten. Bij een ander zijn er goede ervaringen met een gezinsklas, waarbij ouders (samen met hun kinderen) een dagdeel in de week ondersteund worden bij het begeleiden van hun kinderen. Nieuw beleid moet dus op locatie gemaakt worden en niet door de moederorganisatie.”
Een IKC stelt ook eisen aan de het gebouw en de gebruikers ervan. Vernooij: “Het is steeds duidelijker voor leerkrachten en pedagogisch medewerkers dat een lokaal van allebei is. Materiaal wordt bij ons gezamenlijk aangeschaft, thema’s werken we samen uit en we hebben een eventplanner die feesten en partijen voor het hele IKC organiseert.”
In het IKC van Van der Ven wordt niet meer gesproken over ‘schoolplein’, maar over ‘kindcentrumplein’. Ook in de woordkeus moet je uitdragen dat je één team met één taak bent, vindt hij. Van der Ven bouwt op dit moment voor Aventurijn een nieuw kindcentrum. “Daarbij kunnen we nadenken over wat we samen doen. Alles wat samen kan, doen we namelijk maar één keer. Dan moet je dus echt bereid zijn om ruimte aan elkaar af te staan.”
Een verbouwing kan soms lastig zijn. Het onderwijs mag geen geld steken in verbouwing, en voor de kinderopvang is een grote verbouwing een bedrijfsrisico. Reitsma: “Maar integraal werken onder één dak kan niet zonder aanpassingen. Zit bijvoorbeeld de peuteropvang aan de andere kant van het gebouw, dan wordt samenwerken met groep 1 wel heel ingewikkeld.”
Een andere hobbel is de regelgeving. Gelijkschakeling van de regelgeving rondom kinderopvang en onderwijs maakt het bijvoorbeeld makkelijker om een echt doorgaande lijn tussen de drie- en vierjarigen te bewerkstelligen. Maar er zijn nog meer verschillen. Neem alleen al de app waarmee de kinderopvang met ouders communiceert. Dat is een andere dan de app waarmee de meeste scholen werken. Welke gebruik je bij een mededeling voor alle ouders van het IKC? Neem ook de verschillende regels rondom leiders/leerkracht-kindratio, medezeggenschap en veiligheid, de andere cao’s, de btw-verrekening: het is allemaal onhandig. Maar niet onoverkomelijk, vinden de IKC-directeuren. Het vraagt creativiteit, maar ze laten zich er niet door tegenhouden. Het zou veel schelen als alle regelgeving rondom kinderen zou worden ondergebracht in een Ministerie van het Kind.
Reitsma: “Als er bij het rijk verschillende werelden zijn, dan werkt dat door naar besturen en dat werkt weer door naar scholen en kinderopvanglocaties. Als op rijksniveau de grenzen vervagen, dan wordt het op bestuurlijk niveau ook gemakkelijker om één organisatie te worden. Op alle niveaus moet je die eenheid terugzien.”
Met zoveel aandacht voor alle aspecten rondom het kind in een IKC vragen criticasters zich weleens af of kinderen nog voldoende leren op een IKC. Of gaat alle aandacht van de directeur uit naar randverschijnselen?
IKC-directeur Van der Ven: “Wordt het rekenniveau hoger van een IKC? Nee, dat denk ik niet. Ik denk wel dat we hier voor betere burgers zorgen. Bovendien ben ik weliswaar de eindverantwoordelijke voor het hele IKC, maar ik heb mensen die met me meedenken. Een coördinator kinderopvang, een coördinator onderwijs en ook de ib’ers houden de kwaliteit in de gaten.”
Vernooij: “Wij leggen de verantwoordelijkheden voor de ontwikkeling van kinderen laag in de organisatie, in de leerteams. Ik ben ervoor om dat te faciliteren, te coachen en in de gaten te houden. Zonder gespreid leiderschap is dat niet te doen.” Van Velsen: “Daarom moet je goed in beeld hebben wat de organisatie nodig heeft en hoeveel verantwoordelijkheid je bij het team legt. Ben jij er voor de inhoud of delegeer je dat?”
Aanvullend onderwijs
Een kenmerk van IKC’s is dat zij zich richten op een brede ontwikkeling van kinderen, niet alleen de cognitieve ontwikkeling is belangrijk, maar ook de sociaal-emotionele. ‘Aanvullend onderwijs’ is de term die het startimpulsproject Gelijke kansen voor een diverse jeugd gebruikt voor extracurriculaire activiteiten. Dit project onderzoekt de effecten van buitenschools en aanvullend onderwijs op ontwikkelingskansen van leerlingen met verschillende onderwijs- en thuisachtergronden.
Meer informatie: gelijkekansenvooreendiversejeugd.nl > aanvullend onderwijs.
Interessant?
Dit artikel stond in Kader, het vakblad voor schoolleiders, dat AVS-leden maandelijks ontvangen. De AVS komt op voor de belangen van schoolleiders in het basis- en voortgezet onderwijs. Word ook lid of abonnee, ontvang voortaan iedere maand een kersvers exemplaar in de brievenbus en versterk de positie van schoolleiders.