‘Luister naar je niet-pluisgevoel’

Het is lastig om zicht te houden op de online veiligheid van leerlingen. Sommige scholen nemen geen verantwoordelijkheid voor digitaal pesten, en duiken ervoor weg. Niet nodig, vinden experts en ervaringsdeskundigen. “De essentie van pesten is: rottigheid in gedrag tussen een aantal leerlingen. Daar kun je over praten.”

Gewelddadige trapfilmpjes. Grooming. Anonieme pestapps. Dreigtweets. Het lijkt alsof de online wereld steeds onveiliger wordt. Toch is dit niet aangetoond, weet Niels Baas, die bij Universiteit Twente onderzoek doet naar het online gedrag van kinderen en jongeren. “Digitaal pesten lijkt toe te nemen, scholen vermoeden ook dat dit zo is. De techniek waarmee gepest wordt verandert snel, maar onderzoek toont niet eenduidig aan of er daadwerkelijk een toename is. Het pesten krijgt meer media-aandacht, dat maakt het meer zichtbaar. Dat is goed. Ook zie je dat we het meer over groepsgedrag en minder over individueel pesten hebben. Vroeger hadden we MSN, daar ging het pesten een-opeen. Met Facebook en Whatsapp krijgt ook het publiek een rol. Dat is negatief, maar het pesten gebeurt daardoor wél meer in de openheid.”

Angst voor onbekende
Veel scholen worstelen met digitaal pesten. Baas: “Dat is angst voor het onbekende. Terwijl er feitelijk geen verschil is met offline pesten. Kenmerk van pesten is dat mensen elkaar onderling pijn doen, er is een machtsverschil en het gebeurt structureel. Bij digitaal pesten zie je hetzelfde, alleen dan gebeurt het dreigen, schelden en uitsluiten online. De online wereld lijkt groot en ver weg. Maar de essentie van pesten is: rottigheid in gedrag tussen een aantal leerlingen. Daar kun je gewoon over praten.”
Dat dit niet altijd zo makkelijk gaat als het klinkt, merkt Emily van Driel, als medewerker van Stichting School en Veiligheid medeverantwoordelijk voor het afgelopen voorjaar gelanceerde platform Digitaalpesten.nl (waaraan ook Niels Baas een bijdrage leverde). “Onze helpdesk ontvangt veel vragen van ouders die geen gehoor vinden bij de school van hun kind. Vaak is er discussie: wie is verantwoordelijk? Wij vinden dat ouders en school samen moeten optrekken, en in gesprek zouden moeten over hoe je omgaat met pesten. Leren hoe je met elkaar omgaat is onderdeel van de opvoeding. In de les draagt ook de leraar hieraan bij. Veel kinderen willen elkaar geen pijn doen; vaak gaat het om een dom grapje waarvan ze de gevolgen niet overzien. Maar tussen onwetendheid en ernstige bedreigingen zit een grijs gebied. Uit onderzoek van YoungWorks blijkt dat veel jongeren zeggen dat je online schelden niet serieus moet nemen. Het is net zoals straattaal: het effect daarvan op hen is anders dan op volwassenen. Maar we moeten het niet bagatelliseren. Je moet je als school ook in die wereld begeven, en teruggeven aan de kinderen wat je ziet gebeuren: ‘Realiseer je je wel wat je tegen hem zegt? Zomaar schelden doe je toch ook niet in de klas?’ Je moet normen afspreken met elkaar. Soms is dat lastig: je voelt iets, maar je ziet het niet gebeuren. Het socialmediagebruik maakt vooral pubers kwetsbaar: ze delen continu wat ze aan het doen zijn, wat ze leuk vinden. Ze zoeken de grens om zich te profileren. Als er dan iets misgaat en dat wordt publiek gemaakt, moet je je als school niet verstoppen. Het is niet slecht als je niet meteen een oplossing hebt, als je incidenten maar gebruikt om het gesprek met elkaar aan te gaan en zo te komen tot een standpunt en aanpak. Dan kun je als school laten zien waar je voor staat.”

Signaleren
Er wordt veel contact gezocht met de helpdesk van Pestweb (een onderdeel van School en Veiligheid, red.), vertelt Emily van Driel. Het is dus heel belangrijk dat scholen zorgen dat leerlingen met vragen bij hen terecht kunnen. Niels Baas: “Het probleem moet zo snel mogelijk zichtbaar worden. Een pestslachtoffer die het stilhoudt, doet dat vaak omdat hij of zij bang is dat de leraar geen tijd heeft of vindt dat de leerling het zelf moet oplossen. Die drempel moet de school wegnemen, door te signaleren en verantwoordelijkheid te nemen. Leraren moeten luisteren naar hun niet-pluisgevoel.”
Dat tijdig signaleren gaat makkelijker op de basisschool dan in het voortgezet onderwijs. Baas: “In het primair onderwijs hebben de kinderen de hele dag dezelfde leraar, er is intensief contact. In het voortgezet onderwijs ziet de leraar die klas een paar uur per week. Bovendien laten vo-leerlingen zich niet zomaar vertellen wat ze moeten doen. Daarom zou de school hen mede-eigenaar van het probleem kunnen maken. Organiseer eens een week over social media en laat leerlingen het beleid opstellen. De oplossing moet bij hen vandaag komen.”

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.