Leidinggeven in primair versus voortgezet onderwijs

Schoolleiders vormen in alle sectoren onder andere het belangrijke schakelpunt tussen strategie en uitvoering, maar er zijn ook grote verschillen tussen leidinggeven in het primair en voortgezet onderwijs. Directeuren met ervaring in beide sectoren, vergelijken de functie.
 
“De basiscompetenties van de schoolleider zoals die in het schoolleidersregister staan, verschillen niet echt tussen het primair en het voortgezet onderwijs”, zegt Annemieke van der Molen. Zij werkt momenteel als interim-teamleider van de vwo-afdeling van Wolfert Dalton, onderdeel van de Wolfert van Borselen scholengroep voor openbaar onderwijs in Rotterdam. “Of je je resultaten nu bekijkt aan de hand van de eindtoets of aan de hand van het Centraal Examen, dat maakt niet zoveel uit. En ook je rol in de organisatie verschilt niet. Je bent procesbegeleider van een team en aanjager van vernieuwingen en je controleert of en hoe de doelen worden gehaald.”

Minder schakels

Van der Molen heeft zich na twaalf jaar lesgeven in het primair en voortgezet onderwijs bekwaamd in het management. “Ik ben locatiedirecteur van een mavo geweest, daarna zo’n zes jaar basisschooldirecteur en vervolgens rector van een school voor voortgezet onderwijs. Sinds een jaar werk ik als interim-leidinggevende.” De competenties verschillen weliswaar niet, maar de dagelijkse werkzaamheden die een schoolleider in het po of vo uitvoert, doen dat wel. Zo zijn er in het basisonderwijs minder schakels tussen de directeur en de ‘werkvloer’ dan in het voortgezet onderwijs. “Als een intern begeleider naar de tandarts moet, spring je bijvoorbeeld zelf in. Ook ben je als basisschooldirecteur bij meer dingen inhoudelijk betrokken. Je kunt niet alleen data analyseren, maar je weet ook wat af van rekenonderwijs en begrijpend lezen. Dat is in het vo niet zo. Daar heb je te maken met vakdocenten, specialisten met specifieke vakkennis. Je moet manieren vinden om met deze docenten te praten over zaken als doorlopende en integrale leerlijnen en onderwijskwaliteit.” Doordat een basisschoolleerling per schooljaar met maar een of twee, of hooguit drie leerkrachten te maken heeft, is er in het po meer oog voor het totale kind, vindt Van der Molen. ”Vakdocenten in het vo zien driehonderd leerlingen per week. Dan is het lastiger om naar het hele kind te kijken. De onderwijskundige visie in het po vind ik geweldig, er is een doorgaande leerlijn vanaf de kleutergroep tot groep 8. Dat zou ik in het vo ook wel willen.”

Wat Van der Molen betreft, wordt de salariëring gelijkgetrokken. “Je bent allemaal in wezen met hetzelfde bezig en de werkdruk en verantwoordelijkheden verschillen nauwelijks. Ik ben echt niet voor het salaris in het vo gaan werken. Wat mij erin aantrekt, is vooral de andere dynamiek.”

Schoolgrootte

Ook Stefan van Haaren, directeur van Prisma, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in Alphen aan de Rijn, en eerder leidinggevende in het basis- en voortgezet onderwijs, ziet weinig verschillen tussen leidinggeven in de beide onderwijssectoren. “Leiderschap, kwaliteitszorg, inspiratie bieden, contacten met de buitenwereld onderhouden, financiën en personeelsbeleid doe je als leidinggevende in zowel het primair als voortgezet onderwijs. Wat wel verschil maakt, is de schoolgrootte. Een basisschool kan heel klein zijn, en een vo-school kan wel duizend leerlingen tellen.” Daarnaast is er ook een verschil in onderwijskundige aanpak. “In het basisonderwijs zitten alle niveaus in één groep. Daar moet je als directeur meer sturen op het afstemmen op verschillende onderwijsbehoeften. In het vo is de populatie homogener door de uitsplitsing in vmbo, havo en vwo.” Een ander verschil is het contact met de ouders. “In het po is het voor ouders de eerste keer dat hun kind wordt vergeleken met leeftijdsgenoten. Als blijkt dat hun kind achterblijft, is dat een moeilijk proces. In het vo zijn de ouders daarmee al bekend en als leidinggevende heb je er ook niet altijd direct mee te maken als er problemen zijn.” Dit doet de zorgcoördinator, mentor of decaan. Alleen bij heel lastige zaken komt ook de (locatie)leidinggevende in beeld.

‘Raar’ en ‘schandalig’

Toen Van Haaren van het voortgezet onderwijs overstapte naar het voortgezet speciaal onderwijs, moest hij zich uitschrijven uit het register voor vo-directeuren en inschrijven in het Schoolleidersregister PO. “Dat is raar. Er zou één directeurenregister moeten zijn, waarin is opgenomen wanneer je voor welke sector bevoegd bent.” Daarnaast vindt Van Haaren de ondersteuning in het basisonderwijs, vooral op kleine scholen, ‘schandalig’. “In het vo heb je administratief medewerkers, een leerling- of verzuimcoördinator en een conciërge. Je zit financieel ruimer in je jasje. Het heeft te maken met de schoolgrootte en de bekostiging. Leerlingen in het vo leveren meer op.”

Het vo is ook gelaagder en daardoor moet de leidinggevende meer mensen aansturen. Van Haaren: “Maar ook in het po heb je vaak te maken met meer lagen. In het speciaal onderwijs zijn er specialisten als logopedisten en orthopedagogen en een directeur van een integraal kindcentrum geeft leiding aan verschillende soorten medewerkers. Je zou het salaris moeten baseren op het aantal fte’s dat aan je school verbonden is. Dat zou een eerlijker inschaling opleveren. Ik pleit voor ontschotting in de cao’s tussen primair en voortgezet onderwijs.”

Gemengde schoolleidersopleiding

Alberdingk Thijm Scholen, een koepel voor katholiek basis- en voortgezet onderwijs in Hilversum en omgeving, heeft één interne schoolleidersopleiding voor alle personeelsleden met leidinggevende ambities binnen het po of vo: het Alberdingk Thijm Teachers College. “Alle deelnemers van het Teachers College krijgen hetzelfde programma”, zegt Saskia Makker-Velthuis, bestuursvoorzitter van Alberdingk Thijm Scholen. “Belangrijke uitgangspunten zijn voor ons: waardegedreven onderwijs, verbinding zoeken, eigenzinnigheid. Een schoolleider moet kunnen inspireren, charisma hebben, een team kunnen enthousiasmeren. Het gaat om het hebben van ideeën, overtuigend kunnen zijn, visie hebben. Sommigen doen dat door energie uit te stralen, anderen hebben een goed verhaal en kunnen zo mensen meekrijgen.” De opleiding bestaat uit modules die over waarden gaan, maar ook over zaken als ict, curriculumontwikkeling, talent- en verandermanagement en financiën.
Makker-Velthuis noemt het voorstel van de Onderwijs­raad om één masteropleiding in te richten voor schoolleiders in het funderend onderwijs een interessant idee. “Dat is zeker de moeite waard om verder te onderzoeken.”

Verschil in beloning

Ook bij de Alberdingk Thijm Scholen is er een verschil in ondersteuning op de verschillende scholen. Natuurlijk is er voor alle scholen veel centraal geregeld. Makker-Velthuis: “Bij het bestuursbureau zijn er specialisten op onder andere communicatie, ict, personeelsbeleid, huisvesting en financiën. Er zijn ook mensen die conflicten met ouders kunnen beslechten. Maar in een kleine basisschool is minder ruimte voor onderwijsondersteunend personeel en moet de schoolleider bijvoorbeeld zelf de telefoon opnemen.” Een verschil in beloning tussen het vo en po vindt de bestuursvoorzitter niet per definitie gek. “De salarissen van basisschooldirecteuren lopen nu achter en dat is niet goed, het is een belangrijke functie die je goed moet belonen. Aan de andere kant heeft de rector van een grote vo-school een verantwoordelijkheid in een andere orde van grootte. Zo moet de principal van een internationale school breed zijn toegerust om een zeer complexe taak goed te vervullen, zoals personeel werven over de hele wereld. Het is logisch dat het salaris daarop is afgestemd.”