In het primair onderwijs zal in de provincie Limburg het aantal leerlingen tussen 2007 en 2025 met 24 procent afnemen. De grootste daling doet zich voor in de periode 2010-2015, het aantal leerlingen daalt in deze periode met 12 procent. Dat blijkt uit onderzoek van adviesbureau APE, in opdracht van de Provincie Limburg. De gevolgen van de demografische veranderingen voor het onderwijs zijn enorm.
De provincie Limburg heeft al langere tijd te maken met een krimpende bevolking. Het aantal geboortes neemt af en er vertrekken meer mensen naar elders dan zich in de provincie vestigen. Hierdoor neemt het aantal leerlingen, ook in andere onderwijssectoren, flink af en de vergrijzing werkt door in het lerarenbestand. Het lerarentekort dat in de rest van Nederland dreigt, zal in Limburg uitblijven. In het po daalt het aantal leerlingen al vanaf 1997 structureel in Zuid- Limburg. De leerlingendaling zal zich in de komende jaren verscherpt en langdurig voortzetten en in de gehele provincie Limburg waarneembaar zijn. De personeelsbehoefte in het po daalt evenredig aan het aantal leerlingen en neemt in Limburg met bijna 1.400 fte´s af. Gegeven het structurele karakter kan de krimp niet met tijdelijke maatregelen worden opgelost. Limburg loopt weliswaar voorop wat betreft de daling van het leerlingenaantal, maar is niet de enige regio die nu of op korte termijn wordt geconfronteerd met krimp. Andere regio´s waar dit fenomeen zichtbaar is zijn bijvoorbeeld Noordoost-Groningen, Friesland, de Achterhoek en Zeeuws- Vlaanderen.
Gevolgen
Door de krimp in leerlingenaantallen zien de scholen hun inkomsten fors teruglopen. De uitgaven van de schoolbesturen lopen echter minder snel terug. De grootste kostenpost wordt gevormd door de personeelskosten; de looncomponent stijgt door relatief duurdere oudere leerkrachten. Daarnaast droogt de instroom van jonge, frisse leerkrachten op, wat de kwaliteit niet ten goede komt. Daarnaast is sprake van vaste kosten in de materiële sfeer. Als het aantal leerlingen met 10 procent afneemt, betekent dit niet dat er onmiddellijk 10 procent van de lokalen kan worden afgestoten. In de komende jaren zal naar verwachting de leegstand van lokalen aanzienlijk oplopen. Door de bevolkingsdaling zullen ook andere sectoren minder behoefte hebben aan vrijkomende ruimte van de scholen, terwijl de scholen zelf onvoldoende middelen hebben om de lokalen te bekostigen. De krimp biedt ook echter kansen voor de kwaliteit. In een situatie van teruglopende leerlingenaantallen neemt de concurrentie tussen de scholen toe, wat een positief effect kan hebben op de kwaliteit van het onderwijs.
Maatregelen
Desalniettemin zijn onderwijsinstellingen genoodzaakt ingrijpende maatregelen te nemen. Veel schoolbesturen hebben alleen ramingen tot en met 2010 tot hun beschikking, een lange termijn visie ontbreekt. Inmiddels is er bij alle betrokken partijen in de betrokken gemeenten een groot gevoel van urgentie. Een belangrijke succesfactor bij het doorvoeren van noodzakelijke maatregelen wordt gevormd door schaalvergroting, samenwerking en professionalisering van de schoolbesturen. Om gevolgen van de dalende leerlingenaantallen het hoofd te bieden worden door gemeenten en schoolbesturen investeringen gedaan, maar de in gang gezette maatregelen zijn onvoldoende om de toenemende kloof tussen inkomsten en uitgaven te dichten. Er is dringend behoefte aan planning for decline, die begint met bewustwording van de problematiek. Verder moet het ministerie van OCW de vraag onder ogen zien of structurele krimp (die begint in Limburg, maar op termijn bijna het hele land zal raken) aanleiding is om het financieringssysteem aan te passen, aldus adviesbureau APE. De door de Tweede Kamer aangenomen motie Van Dijk, waarin de staatssecretaris van OCW verzocht wordt om met voorstellen te komen waarin recht wordt gedaan aan extreme demografische ontwikkelingen per regio, is een stap in de goede richting. Daarnaast zijn schoolbesturen en andere betrokken partijen zelf verantwoordelijk om te komen tot een `krimpstrategie´, stelt het rapport. In een krimpende regio is afstemming tussen schoolbesturen van groot belang om oneigenlijke concurrentie te voorkomen.