Einde aan slapeloze nachten rond de stoelendans
Maken we twee grote groepen 8, of liever twee groepen 8 en een groep 7/8 om meester Geert die een zwaar jaar achter de rug heeft wat lucht te geven? Zetten we beginnend juf Sabine voor die lastige groep 6, of halen we meester Peter een keer weg bij groep 5 waar hij al zeven jaar zit? Dit soort vragen speelt doorgaans in het voorjaar, wanneer de zogenaamde ‘stoelendans’ nadert. Hoe leidt je als (bovenschools) directeur de verdeling van leerkrachten over de groepen in goede banen?“Het was altijd een hele puzzel om leerlingen en leerkrachten te verdelen toen ik nog directeur was”, vertelt Ben Kennedie (47) die sinds een paar jaar bovenschools directeur is van het openbaar onderwijs in Giessenlanden. Sinds 1 januari 2007 is het openbaar onderwijs Giessenlanden onderdeel van de nieuw gevormde stichting Openbaar Onderwijs Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (O2A5), die 22 openbare scholen omvat. Als bovenschools directeur gaat Kennedie niet direct over de stoelendans op scholen. “Wel heb ik een ondersteunende rol als sparring partner van de directeur en ik denk mee, ook over de stoelendans.” Door er voor mensen te zijn haal je het beste uit hen en de organisatie, stelt hij. “Als ex-leerkracht en -directeur, weet ik dat het niet prettig is als je de bovenschools directeur in driedelig pak moeilijk te pakken krijgt.” In de tijd dat hij zelf nog schooldirecteur was, sloegen Kennedie en zijn adjunct aan het puzzelen nadat het aantal fre’s bekend was. De leerkrachten mochten vooraf hun voorkeur voor een groep inleveren. “Soms legden we collega’s wat op en daar had ik een slecht gevoel over.” Al weegt voor Kennedie uiteindelijk het organisatiebelang zwaarder dan dat van de individuele leerkracht. “Zo heb ik wel eens besloten iemand tegen haar zin van groep 3 voor groep 5 te zetten.” Dat is volgens Kennedie ook een onderdeel van leiderschap. “Als directeur wil je wel dat de sfeer goed blijft. Dan is het leuk als de betreffende leerkracht na drie maanden zegt dat je gelijk hebt gehad.” Toch wilden Kennedie en zijn adjunct destijds een vorm vinden om los te komen van dwang bij de verdeling van de fre’s.
Die adjunct was Ed Linthout (51). Hij is inmiddels directeur van basisschool De Lingewaard in Arkel. De methode Linthout maakte een einde aan zijn slapeloze nachten over moeilijke beslissingen bij de stoelendans. “Leerkrachten zijn het kapitaal van een school, dus is het belangrijk dat ze lekker in hun vel zitten. Het voordeel van ons stappenplan is dat leerkrachten zelf de indeling maken.” De start van het traject in februari is het maken van een klassenindeling. De leerkrachten maken in groepjes vier, vijf mogelijke groepsindelingen. “Naderhand beargumenteren ze waarom ze voor die verdeling gekozen hebben”, vertelt Linthout. Vaak is er één plaatje dat eruit springt. De rol van de directeur is het gesprek te leiden en de uiteindelijke keuze voor een groepsverdeling te verklaren. “Dit alles kan op één avond in anderhalf uur.” De plannen worden vervolgens besproken binnen het managementteam en daarna ter instemming voorgelegd aan de MR. Dan komen de ouders aan bod. Zij krijgen rond 20 april informatie over de verdeling. Vaak hebben zij wensen over de groep waarin hun kind geplaatst wordt. “Soms zijn er goede redenen om hun kind in groep 5/6 in plaats van 6/7 te zetten. Omdat het voor hun kind bijvoorbeeld prettig is bij jonge kinderen te zitten”, verduidelijkt Linthout. Leerkrachten hebben ondertussen in functionerings- en voortgangsgesprekken hun voorkeur voor een groep duidelijk gemaakt. Dat is voorwerk voor de studiedag waarop de leerkrachtverdeling plaatsvindt. De leerkrachten van de drie bouwen zitten bij elkaar en overleggen over bijvoorbeeld de leerkracht voor groep 3. “Ze kunnen een voorkeur uitspreken, omdat ze elkaars kwaliteiten goed kunnen inschatten. De een is sterk op het gebied van zorg en gedrag en de ander is goed in sfeer maken. Het mooie is dat ze de positieve kanten van elkaar kunnen benoemen”, vindt de Lingewaard-directeur. Zo ontstaat er een verdeling, waarbij vaak een of twee knelpunten blijven liggen. “Daarover ga je in gesprek”, vertelt Linthout. “Als er een moeilijke groep is waar niemand om zit te springen, zeg ik bijvoorbeeld: ‘Piet, ik denk dat jij dat heel goed vorm kan geven, omdat je goed bent in structuur en orde’. Dan zie je alleen al doordat het gezegd wordt iemand groeien en is diegene vaak bereid de klas op zich te nemen.” Lukt het niet iemand te overtuigen, dan is daar een traject van gesprekken aan vooraf gegaan. “Zo’n 95 procent van de conflicten heeft met slechte communicatie te maken”, schat de directeur. Toch zijn er vaak een paar leerkrachten die het best vinden als de directeur alles in handen heeft en de leerkracht alleen zijn klas runt. Daar kan een goede reden voor zijn. “Als iemand een vervelend jaar achter de rug heeft of tegemoet gaat bijvoorbeeld. En jonge leerkrachten zijn fl exibeler dan oudere.” Rouleren moet ook geen wet van meden en perzen zijn, vindt hij. “Verplicht wisselen na drie, vier jaar past niet bij mijn manier van leiding geven”, aldus Linthout. Een voorwaarde is wel dat de sfeer goed is. Linthout: “Je moet elkaar durven confronteren en dat vraagt om openheid en vertrouwen.” Zo’n sfeer groeit stapje voor stapje door veel gesprekken te voeren. “Bij mijn aantreden heb ik gezegd wat ik wens en wat ik van de leerkrachten verwacht.” Dat heeft met leiderschap te maken. “Je kan dit niet doen als je je als directeur op de administratie stort en in je kamertje blijft. Praat met mensen, weet wat er leeft.”
Jongste telg van O2A5 is Robin Bieren (36), hij is sinds zes maanden directeur op twee kleine scholen: De Kiezel en de Kei te Bleskensgraaf en De Overstap in Brandwijk. Als hij op grotere scholen aan het roer stond, zou hij kiezen voor deze methode. Nu komen ze bijna standaard uit op vier combinatiegroepen. Ook hij inventariseert van tevoren wie welke groep wil en zelf maakt Bieren ook een opzet. “De uitkomsten leggen we naast elkaar en samen bekijken we wat de kinderen nodig hebben.” Doordat er weinig groepen zijn, is de discussie soms lastiger. “Stel dat ik iemand van een groep wil halen waar hij al jaren voorstaat, dan heb ik minder mogelijkheden om te schuiven.” Zorg dat er openheid is en dat mensen in beweging blijven, raadt hij aan. “Ik ben voorstander van open communicatie. Het is niet goed als beslissingen vanuit het torentje worden opgelegd”, typeert hij zijn manier van leiding geven. “In het begin wilde ik teveel sturen. Nu geef ik kleine speldenprikjes: denk daar eens aan.” Collega-directeur Linthout hanteert als directeur een bij het team passende leiderschapsstijl. “Als je heel erg sturend bent, of juist aan inspirerend leiderschap wil doen, moet het team daarin mee willen.” Linthout wil motiveren, inspireren en als het nodig is hanteert hij een andere leiderschapsstijl: “Dan zeg ik: ‘dit is afgesproken en ik zie het niet. Hoe komt dat?’ Als ze er niet uitkomen, neem ik uiteindelijk een beslissing, maar het team wil een leider waarbij ze verantwoordelijkheid moeten nemen en zelfstandigheid moeten tonen.”
De ‘stoelendans’ is een belangrijke fase in een schooljaar waarin allereerst de groepsverdeling bepaald wordt en vervolgens de verdeling van de leerkrachten over de groepen. Vaste regels zijn er niet, het hangt van de directeur af welke vorm dit proces krijgt. Tijdig beginnen, bij voorkeur in februari, is belangrijk. Het doel is leerkrachten en kinderen op de juiste plek te zetten. Roulatie, of mensen zich laten ontplooien kunnen redenen zijn om iemand voor een andere groep te zetten. Vaste regels over roulatie zijn er evenmin, al zijn er scholen die afspreken na drie tot vijf jaar van groep te wisselen. De MR heeft advies- en instemmingsrecht op deze stoelendans.
Bron
Kader Primair 6 – februari 2007 –
Auteur: Jaan van Aken