De aansluiting tussen aanbod van en vraag naar bachelors, masters en scholing is in een aantal opzichten onvoldoende. Vooral op de prioritaire beleidsterreinen van het ministerie van OCW is het huidige aanbod van bachelors en masters onvoldoende passend. Met name op het terrein van opbrengstgericht werken zijn er weinig of geen geschikte bachelors en masters. Er is wel voldoende aanbod van (kortere) cursussen, blijkt uit onderzoek van SEOR in opdracht van het ministerie.
Qua inhoud is het belangrijkste knelpunt dat de meeste bachelors en masters vaak te wetenschappelijk ingericht zijn, waardoor de kloof met de praktijk en de toepassing ervan in de praktijk te groot is. Bovendien is leren in teamverband, via bachelors en masters lastig dan wel onmogelijk. Daarnaast is het opleidingsaanbod onvoldoende afgestemd op de levensfase van werkende leerkrachten, die de studie moet combineren met zijn werk en zijn privéomstandigheden (gezin en andere zorg en zaken) en geen vraag uiten naar een langlopend opleidingstraject. Ook het aanbod van nascholing sluit niet altijd aan bij de scholingsbehoefte van leerkrachten in het po, vo en mbo, omdat deze teveel gericht is op de individuele leerkracht en te weinig op teamscholing. Ook zou het scholingsaanbod nog te veel gericht zijn op het traditionele onderwijsmodel, terwijl dit meer en meer uit het schoolbeeld verdwijnt.
Knelpunten
De onvervulde scholings- en opleidingsbehoefte bij leerkrachten blijkt vrij groot. De redenen zijn vooral van persoonlijke aard (problematisch om een studie te combineren met werk en gezin). Een bijkomend knelpunt voor scholen is dat scholing nu vooral in onderwijstijd wordt gevolgd, waardoor invallers moeten worden geregeld of lesuitval ontstaat. Maar leerkrachten vinden verschuiving van scholing naar hun vrije tijd geen optie. Twee andere, vaak genoemde redenen hebben te maken met de medewerking van de schoolleiding: scholen zouden onvoldoende of geen budget voor scholing hebben en leidinggevenden zouden geen toestemming voor deelname aan scholing willen geven. Dit lijkt in strijd met CAO-bepalingen op het gebied van scholing. Aan de vraagkant opteren in de praktijk zowel leerkrachten als de school voor kortere scholing. Alleen verschillen de leerkrachten en de scholen voor een deel van mening over welke cursussen het meest zinvol zijn. Dit gebrek aan afstemming tussen leerkrachten en scholen maakt voor aanbieders de vraagarticulatie onhelder en vermindert aldus de transparantie van de scholingsmarkt. In het rapport van SEOR zijn verschillende mogelijkheden beschreven die door de respondenten zijn aangedragen om de aansluiting te verbeteren.
Nu het niet meer mogelijk is om korte opleidingen te volgen met subsidie uit de Lerarenbeurs, zullen om de eerder genoemde redenen bachelor- en masteropleidingen niet volledig kunnen voorzien in het gat dat dan ontstaat. Vooral in het mbo, waar nog meer dan in het po en vo behoefte is aan praktijkscholing, zal naar verwachting het gebruik van de Lerarenbeurs sterk afnemen.
Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.