Klaarstomen voor de binnenstadsschool

Pabo-studenten die vers van de collegebanken komen, krijgen vaak met een ware cultuurschok te maken als ze stage gaan lopen op een basisschool in de grote stad, vindt Arie de Bruin, algemeen directeur van de Vereniging Protestants Christelijke Scholen (VPCS) in Rotterdam. Hij nam daarom het initiatief om deel te nemen aan een dieptepilot: vanaf begin dit schooljaar werken én leren geselecteerde studenten vanaf het begin van hun opleiding op een basisschool in de Rotterdamse binnenstad.

“Werken in de Rotterdamse binnenstad veel heftiger dan in een dorp”
De Bruin is naast algemeen directeur van VPCS ook coördinator van het traject Opleidingsschool. Hij heeft jarenlang op de pabo gewerkt in alle mogelijke functies: “Het opleiden zit in mijn genen.” Gedreven en praktisch vertelt hij over de groepjes pabo-studenten die opgeleid worden in de school en over de eerder gestarte duale opleiding, een project dat al loopt vanaf 2003. Hiervoor worden de high potentials van de pabo geselecteerd om vanaf het derde studiejaar mee te doen aan Opleiden in school. Negen basisscholen binnen VPCS bieden derde en vierdejaars pabo-studenten een duaal traject aan: afwisselend leren en werken op school. Duale studenten krijgen een aanstelling als onderwijsassistent, maar in de praktijk staan ze voor de klas. Drie dagen geven ze les, twee dagen per week volgen ze een opleiding. De studenten worden begeleid en hun zelfstandigheid wordt stapje voor stapje uitgebreid. De Bruin: “In het tweede jaar solliciteren ze. De studenten moeten gemotiveerd zijn en mogen geen studieachterstand hebben. Ik durf rustig te zeggen dat de duale studenten bovengemiddelde pabo-studenten zijn: zeer gemotiveerd en met goede vaardigheden. Ze kiezen bewust voor een stadsschool. Het is niet verplicht om uiteindelijk bij ons te komen werken, al is er wel een soort wederzijdse morele verplichting.”

Twee scholen van VPCS worden dit schooljaar `opleidingsproof´ gemaakt: de Waalse school en Het Plein. “Op die scholen ontstaat een dusdanige infrastructuur, dat vanuit daar pabo-studenten mede opgeleid worden: een soort kenniscentrum, in nauwe samenwerking met de pabo van Inholland Rotterdam. We hopen dat de andere scholen binnen de stichting als vanzelfsprekend ook gebruik gaan maken van de expertise”, aldus de Bruin. Einddoel is dat de 19 scholen die de stichting telt allemaal goede opleidingsplaatsen zijn en samen met Inholland het opleidingstraject vormgeven. De opleidingsschool verkeert momenteel nog in een pril stadium: de eerste- en tweedejaarsstudenten hebben net kennisgemaakt op de scholen.

Grofgebekt
Het zijn niet de gemakkelijkste scholen waar de pabostudenten gestationeerd worden. Het Plein (75 procent allochtone leerlingen) en de Waalse School (40 procent allochtone leerlingen) zijn Rotterdamse basisscholen met een gemengde populatie: zwart en wit door elkaar, met veel laagopgeleide ouders en taalachterstanden. Het Plein staat in het Oude Noorden: “Een wijk waar ook beter opgeleide allochtonen zitten”, legt De Bruin uit. “De Waalse School staat in Crooswijk, een beruchte en beroemde arbeiderswijk. Op de school zit een combinatie van autochtone arbeiderskinderen en allochtone kinderen en dat levert soms spannende situaties op. Dat moet je als leerkracht kunnen handelen. Het is absoluut een uitdaging voor de leerkracht om de onderlinge contacten tussen de beide groepen ouders en kinderen goed te houden.” Wat De Bruin mist aan de vaardigheden van pabo-studenten is ervaring met het werken in de binnenstad. “Werken in de Rotterdamse binnenstad is absoluut veel heftiger dan werken in een rustig dorp. Studenten hebben vaak een enorme angst voor het onbekende, het harde en het vreemde. Zij moeten de koppeling leren maken tussen intercultureel onderwijs en de weerbarstige problematiek van achterstandsleerlingen. Ook het omgaan met ouders is een verhaal apart. De codes in bepaalde milieus zijn heel anders. Die ken je niet als je er niet middenin zit en dat kan bedreigend zijn. Veel ouders zijn grofgebekt en als je dat voor het eerst van je leven meemaakt, slaap je drie nachten niet. Als je zoiets onder begeleiding meemaakt, leer je er in ieder geval mee om te gaan.” Andersom is er ook sprake van `verkeerd begrepen boodschappen´. “Wat je zegt, kan een totaal andere impact hebben op ouders en leerlingen dan wat je eigenlijk bedoelt. Duidelijk communiceren is een moeilijk punt.” De leerkrachten in spé doen ook mee met teamtrainingen, zoals het volgen van een anti-agressietraining. Ook oudergesprekken, huisbezoeken en rapportgesprekken; de pabo-studenten maken het allemaal mee. Maar wel samen met een leerkracht. “Dat heeft een geweldige meerwaarde, zoiets leer je niet uit een boek”, verklaart De Bruin. Nevendoel van de pilot van VPCS is ook om meer allochtone leerkrachten op te leiden. Dat lukt mondjesmaat. Op dit moment lopen er vier allochtone stagiairs rond. “Zij kennen andere culturele codes en kunnen een brugfunctie vervullen. Het is goed als er een gemêleerd onderwijsteam ontstaat, maar het gaat druppelsgewijs.”

Arbeidskapitaal
De Bruin realiseert zich bij het opzetten en uitvoeren van de opleidingsplannen dat de projecten staan of vallen met de medewerking van de scholen. In zijn ogen is de rol van de schoolleider essentieel: “Directeuren hebben een belangrijke rol in het motiveren van het schoolteam. Ze moeten de opleidingscoördinator ondersteunen. Dat is een leerkracht die ambulante tijd heeft om studenten te begeleiden. Het is van groot belang dat de directeur erachter staat. Als hij het niet steunt, dan straalt hij uit dat het project niet belangrijk is. Dan gaat het vanzelf ondersteboven. Directeuren onderschatten soms hun eigen functie: niet in de zin van wat ze doen, maar wel wat hun voorbeeldfunctie is en wat hun attitude teweegbrengt.” De Bruin kan niet genoeg benadrukken dat scholen er zelf óók veel profijt van hebben om hun toekomstige leerkrachten intern op te leiden: “Je hebt de mogelijkheid om al in een vroeg stadium vorm te geven aan je eigen personeelsbeleid.” Scholen kunnen volgens hem veel professioneler omgaan met hun `jonge arbeidskapitaal´: “In wezen gaat het erom dat pabo-studenten er op sommige scholen maar een beetje bijhangen en dat zij niet echt betrokken worden bij de gang van zaken op school. Ook wordt er vaak niet uitgesproken wat er van ze verwacht wordt. Als de studenten geen verantwoordelijkheid krijgen, gaan ze vrijblijvend gedrag vertonen en komen ze bijvoorbeeld te laat. Dat soort gedrag kan misschien nog in de collegebanken, maar is óndenkbaar in een arbeidssituatie. Dat betekent dat wij goede afspraken maken met onze studenten en ze aanspreken als ze regelmatig te laat binnenkomen of te vroeg weggaan. Voor alle studenten hebben we een draaiboekje gemaakt, zodat ze goed ingewerkt worden. Dat begint met voorstellen in het team en het sturen van een brief naar de ouders waarin staat dat er een nieuwe juf of meester is. De mentoren en opleidingscoaches roepen we regelmatig bij elkaar om te overleggen waar ze tegenaan lopen en wat beter geregeld kan worden. Als de infrastructuur goed is, waken scholen er zelf voor dat de motivatie niet wegglipt.”

Thema: Professionaliseren
Kader Primair 2 -Oktober 2006

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.