Op 14 september stemde de Tweede Kamer in met het wetsvoorstel doorstroomtoetsen. In de wet staat dat 1 april het centrale aanmeldmoment voor het vo wordt met ingang van schooljaar 2022-2023, dat de eindtoets verandert in een doorstroomtoets en dat het CvTE onafhankelijk toezichthouder wordt voor de aanbieders van toetsen. Later dit jaar moet de Eerste Kamer nog stemmen over deze wet.

Hoewel het wetsvoorstel is aangenomen, lijkt de Kamer toch niet helemaal overtuigd van dit wetsvoorstel, wat blijkt uit de amendementen die zij aannam en een motie die werd aangenomen.

Opvallende amendementen: 

  • Is het toetsadvies hoger dan het initiële schooladvies, dan wordt het advies in beginsel steeds naar boven bijgesteld. Wordt het advies niet bijgesteld, dan moet daarbij het belang van de leerling leidend zijn en de beslissing voldoende gemotiveerd (amendement van VVD); 
  • De Kamer is in meerderheid voorstander van het behouden van een stelsel waarin zowel een overheidstoets als toetsen van marktpartijen naast elkaar bestaan. Om rollen zuiver te houden, wordt het aanbieden van die overheidstoets rechtstreeks bij Stichting Cito belegd en niet langer bij het CvTE. Deze laatstgenoemde krijgt de taak om toezicht te houden op de kwaliteit van alle doorstroomtoetsen. Om een marktmonopolie te voorkomen, wordt de taak voor het ontwikkelen en aanbieden van een overheidstoets rechtstreeks bij stichting Cito belegd (amendement van GL/SP). 

Motie voor later aanmeldmoment aangenomen

De Kamer stemde over enkele moties. Een motie van D66 viel op, omdat deze tegen het wetsvoorstel ingaat om al op 1 april het aanmeldmoment in te laten gaan. Deze motie werd aangenomen na de stemming over het wetsvoorstel en de bijbehorende amendementen. De motie vraagt de regering om te komen tot een centraal aanmeldmoment zo laat mogelijk in het schooljaar van groep 8. In de motie wordt de overweging meegenomen dat in de overgang van po naar vo de selectie voor veel leerlingen te vroeg komt en dat het vervroegen van de eindtoets leidt tot een groot verlies aan onderwijstijd, met als gevolg een versterking van kansenongelijkheid. Indiener Van Meenen wees op deze tegenstrijdigheid en verzocht minister Slob om per brief uit te leggen hoe hij hiermee omgaat.

Link

Gerelateerd nieuws