Hoe krijg je een makkelijkere overgang van primair naar voortgezet onderwijs, meer kansengelijkheid en minder segregatie op jonge leeftijd? Met een driejarige brugklas, zegt de Onderwijsraad. Een steen in de vijver: er is deels bijval, maar ook veel afkeuring. ‘Er moet ruimte in het systeem zijn voor wat kinderen nodig hebben. Niet hetzelfde opleggen aan iedereen.’
Al jaren staan kansengelijkheid en toegankelijk onderwijs voor elke kind onder druk, door corona is dat versterkt, stelt de Onderwijsraad in het recente advies Later selecteren, beter differentiëren. Dat blijkt ook uit het recente proefschrift Van de kat en de bel: tellen en vertellen met de eindtoets basisonderwijs van Karen Heij (Tilburg University). In de discussie over de weggevallen eindtoets in groep 8 speelt het emanciperende effect ervan een grote rol. Kinderen met een multiculturele achtergrond zouden door het wegvallen nu een te laag schooladvies krijgen. Maar de eindtoets heeft nauwelijks de emancipatoire rol die we hem graag toedichten, concludeert Heij. Die draagt vooral bij aan een verdere bevestiging van de bestaande maatschappelijke ongelijkheid. “In de praktijk blijken vooral kinderen van autochtone, hoger opgeleide ouders de meeste kans te hebben op de hoogste onderwijsposities. De kansen voor kinderen die met achterstanden het onderwijs instromen, worden met de eindtoets niet vergroot.” Dat komt volgens Heijs onderzoek bijvoorbeeld door het gewicht van taalvaardigheid in de toets.
Onderwijsraad-voorzitter Edith Hooge ziet dat leerlingen in Nederland te vroeg geselecteerd worden, het opleidingsniveau van de ouders een te grote rol speelt en kinderen in het voortgezet onderwijs te snel vast komen te zitten in een hokje. Wisselen en stapelen is te moeilijk. Het stelsel faalt op dit punt, concludeert Hooge. “We moeten toe naar flexibeler onderwijs dat meer recht doet aan de verschillen tussen leerlingen. We doen al jaren pogingen de mogelijkheden om te stapelen en te switchen te vergroten, maar dat lukt niet. Je ziet zelfs een omgekeerde beweging naar smalle brugklassen en categorale scholen. Flexibeler onderwijs in een driejarige brugklas daarentegen bouwt voort op wat er ook op basisscholen gebeurt. Leraren variëren in tempo, leerstof en didactiek, waarbij periodiek gekeken wordt naar wat een kind kan. Ze stellen oordelen bij waar nodig. Dat doen ze met brede informatie, met formatief toetsen, dus meer dan alleen een eindtoets.”
Het pleidooi voor een driejarige brugklas werd breed opgepakt in de media. “Hoe breder je uitzoomt op kansen voor alle kinderen en op meer onderling contact tussen bevolkingsgroepen, hoe meer iedereen natuurlijk voor is”, zegt de Groningse adjunct-hoogleraar onderwijswetenschappen Hanke Korpershoek in Trouw (25 april). Zij roert zich volop in de discussie, bijvoorbeeld in het Nederlands Dagblad (1 mei) met een ingezonden opiniestuk. Het uitstellen van het selectiemoment met drie jaar is onomstotelijk controversieel en ambitieus, schrijft zij. “Zou dit de geschetste problemen werkelijk oplossen? Het probleem is mijns inziens niet het selectiemoment zelf, want wanneer het selectiemoment verschuift, verschuift ook de daarmee gepaard gaande onzekerheid en prestatiedruk bij sommige leerlingen – en hun ouders. Bovendien is een éénjarige dakpanklas met bijvoorbeeld homogene klassen op het laagste en hoogste niveau en voor een kleine groep leerlingen een tweejarige dakpanklas ook al een stap in de goede richting om kansengelijkheid te bevorderen en veel werkbaarder voor de meeste leraren.”
De door de Onderwijsraad geconstateerde trend dat steeds meer scholen homogene klassen aanbieden is volgens cijfers van DUO al een jaar of vijf gestabiliseerd, zegt Korpershoek. Een stap in de goede richting, vindt zij. “Want uit schoolloopbaanonderzoek weten we dat een flink percentage leerlingen met een meervoudig schooladvies uiteindelijk op het hoogste niveau van hun advies examen doet en zelfs een aanzienlijk deel op een hoger niveau dan geadviseerd.”
Ook Lobke Vlaming van Ouders & Onderwijs, de organisatie voor ouders van schoolgaande kinderen, onderschrijft het probleem van te vroege selectie. Maar ze is kritisch op het idee van een stelselwijziging. “Lossen we het probleem daarmee op of kunnen we dat binnen het huidige stelsel ook? Wat is de oorzaak van het probleem? Volgens mij is dat de beperkte mogelijkheid om te stapelen. Waar vroeger kinderen veel gemakkelijker konden doorstromen van mavo naar havo naar vwo naar universiteit worden scholen nu afgerekend op het percentage afstromers en zittenblijvers. Daarom laten scholen kinderen alleen doorstromen als ze zeker weten dat ze het hogere niveau gaan halen. Dat onderdeel mis ik in het advies van de Onderwijsraad.”
Het is de Onderwijsraad niet te doen om een stelselwijziging op zich en ook niet om een blauwdruk voor de onderwijskundige inrichting van de brugperiode, verklaart Hooge. Zij ziet bijvoorbeeld de tienerscholen (voor leerlingen van 10 tot en met 14 jaar) die her en der ontstaan als goede voorbeelden. “Het is aan de scholen en de schoolbesturen om de vorm te kiezen.” De raad pleit volgens haar ook zeker niet voor het opheffen van het categoraal onderwijs. Dat kan dan op een later moment ingaan. “Categorale gymnasia kunnen bijvoorbeeld helpen om cognitief sterke basisschoolleerlingen te hulp te schieten en de gymnasia toegankelijk te maken voor een grotere groep.”
In een reportage van EenVandaag over tienerscholen (19 mei 2021) zegt onderwijsadviseur en oud-inspecteur Ferry de Rijcke dat de 10-14-school fantastisch werk doet binnen het huidige stelsel. Dus waarom het stelsel vernieuwen, vraagt hij zich af. Docent/pedagoog Sebastiaan van der Laan van de tienerschool in Zwolle vindt dat deze onderwijsvorm niet op iedere school moet worden ingevoerd. “Het biedt kansen aan wie het nodig heeft, niet aan leerlingen die allang weten wat ze willen. Door dit voor het hele onderwijs verplicht te maken, creëer je opnieuw hokjes. Zorg voor keuze, wees flexibel.”
De Onderwijsraad stelt op langere termijn gelijktijdige landelijke invoering voor alle scholen voor. Hooge: “Zodat álle leerlingen de tijd, kans en gelegenheid krijgen te ontdekken welk onderwijs het beste past bij hun capaciteiten. Meerjarige echt brede brugklassen zijn nu schaars, net als 10-14-scholen. Met de vorming van een nieuw kabinet is nu het moment waarop politieke besluitvorming plaatsvindt. De voorbereiding neemt zo’n vijf tot zeven jaar in beslag en het duurt bij elkaar dus zeker een jaar of tien voordat het gerealiseerd is. We gaan niet over een nacht ijs. En natuurlijk moet vooraf een aantal problemen opgelost worden waar het onderwijs nu mee kampt, zoals het lerarentekort, hoge werkdruk en onvoldoende financiering.”
Lobke Vlaming van Ouders & Onderwijs heeft naast ruimte voor opstromen nog wel meer alternatieve suggesties. “Laat scholen bijvoorbeeld alléén dubbele adviezen geven. Zorg voor een eindtoets die echt goed meet wat je wil meten en niet trainbaar is. Zorg dat de kleuterklassen de laatste drie maanden van het schooljaar niet 35 leerlingen tellen. Biedt maatwerk voor leerlingen, dus vakken op verschillende niveaus. Er moet ruimte in het systeem zijn voor wat kinderen nodig hebben. Niet hetzelfde opleggen aan iedereen. Voor kinderen van wie het niveau niet duidelijk is, is een heel brede brugklas goed. Maar voor hoeveel hoogbegaafden was het gymnasium niet hun redding? Met een stelselherziening zijn we tien jaar druk met de implementatie in plaats van met waar het probleem zit.”
Arnold Jonk, schoolbestuurder bij Staij in Amsterdam en oud-inspecteur, vindt dat vroege selectie vooral wordt verdedigd vanuit de belangen van de slimste kinderen (column in Didactief, mei 2021). Ten onrechte, want onze beste presterende leerlingen doen het in internationaal vergelijkende onderzoeken ronduit zwak, stelt hij. “Veel zwakker dan de slimste kinderen uit later selecterende landen.”
Goed onderwijs gaat niet alleen over kennis en kansenongelijkheid, maar ook over socialisatie, stelt het rapport van de Onderwijsraad: “Met de driejarige brugperiode verwacht de raad ook dat het onderwijs een minder belangrijke oorzaak zal zijn van maatschappelijke scheidslijnen. Wanneer jongeren zich minder in gescheiden werelden bevinden, ontstaan meer kansen om in aanraking te komen en in dialoog te gaan met leerlingen en leraren die andere achtergronden en ervaringen hebben.” Lobke Vlaming ziet inderdaad dat leerlingen van verschillende onderwijsniveaus elkaar vaak niet meer ontmoeten. “Dan zie je aparte schoolgebouwen of ingangen. Waarom? Zorg dat iedereen elkaar in de school ontmoet.”
Het mengen van groepen is een begrijpelijk advies, vindt Hanke Korpershoek. “Een belangrijk vraagstuk is echter of het bij elkaar plaatsen van leerlingen tot de gewenste resultaten zal leiden. Iedereen in de klas weet welke leerling in welke straat of wijk woont, wie geld heeft voor dure merkkleding en smartphone en wie naar Texel of Mallorca op vakantie gaat. In veel gevallen mengen sociale groepen niet automatisch als ze zich in dezelfde ruimte bevinden, daar is meer voor nodig.”
In lijn met het rapport Tijd voor Onderwijs van de Commissie Dijsselbloem stelt zij: “Ja, het is belangrijk om gelijke onderwijskansen te bevorderen, meer te differentiëren en verschillende sociale groepen meer met elkaar in contact te brengen, maar laat het aan de scholen over hoe ze dit willen vormgeven. Stimuleer en faciliteer dat schoolteams gebruikmaken van wetenschappelijke inzichten op dit gebied.”
De overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs blijft in het schoolsysteem de zwakke schakel. Dat geldt natuurlijk vaak voor overgangen in het algemeen, met of zonder driejarige brugklas, met of zonder tienerschool. Edith Hooge: “Maar de raad erkent ook de waarde van die overgangsmomenten: een nieuwe start en naar een school gaan met medeleerlingen in een hogere leeftijdsgroep.”
Interessant?
Dit artikel stond in Kader, het vakblad voor schoolleiders, dat AVS-leden maandelijks ontvangen. AVS komt op voor de belangen van schoolleiders in het basis- en voortgezet onderwijs. Word ook lid of abonnee, ontvang voortaan iedere maand een kersvers exemplaar in de brievenbus en versterk de positie van schoolleiders.