Inspectietoezicht: een must of kunnen scholen het zelf?

Het merendeel van de (openbare) basisscholen, politici en onderwijsdeskundigen die onlangs in een mini-enquête door de NOS geraadpleegd zijn, vinden dat de nieuwe manier van toezicht houden door de Onderwijsinspectie onverantwoord is. Dit terwijl de nieuwe toezichtsvorm juist tot doel heeft de zelfstandigheid van scholen te vergroten en de bureaucratie te verminderen.

Vanaf dit schooljaar gaat de Inspectie van het Onderwijs op een andere manier toezicht houden op basis- en middelbare scholen. Het komt erop neer dat goed presenterende scholen minder toezicht krijgen van de Inspectie, en zwakke scholen juist meer. Ook krijgt de Inspectie meer bevoegdheden om sneller in te grijpen in geval van wanbeleid. De instrumenten die de Inspectie gebruikt om een school te volgen zijn de jaarstukken (Cfi ), de resultaten/opbrengsten van de school (Cito) en signalen, zoals bijvoorbeeld klachten die over scholen binnenkomen bij Inspectie, Ombudsman, minister of Postbus 51. Ook berichtgeving in de pers kan voor de Inspectie aanleiding zijn om zich verder te verdiepen in de situatie van de school. Om al deze informatie te krijgen moet de school echter zelf toestemming geven. Als de besturen daar geen toestemming voor geven, moeten de scholen weer de tijdrovende elektronische vragenlijst invullen. De manier waarop de kwaliteit van scholen wordt beoordeeld verandert dus. Tot afgelopen schooljaar gebeurde dat op basis van vragenlijsten, lesobservaties, gesprekken met leerkrachten, leerlingen, ouders, schooldirectie en -bestuur.

Kritiek
Omdat door de nieuwe manier van toezicht houden op termijn zo´n 80 procent van de scholen niet meer onder direct toezicht van de Inspectie staat, lopen volgens sommige onderwijsdeskundigen en politici veel scholen het risico op termijn slechter of zelfs zwak te worden. Ook wordt volgens hen het nieuwe toezicht veel te gehaast ingevoerd, blijkt uit de mini-enquête van de NOS. Men vraagt zich af of je alleen met scores van de Cito-toets en zittenblijf-percentages de kwaliteit van het onderwijs kunt meten en of de inspecteurs nu niet te veel achter hun bureau zitten, in plaats van de scholen te bezoeken. Ook zou er van het nieuwe beleid geen prikkel uitgaan om te verbeteren, en geen dreiging om op orde te blijven. Verder luidt de kritiek dat met het nieuwe toezicht veel kennis van inspecteurs overboord wordt gegooid. Tot slot vinden de PvdA en de Besturenraad het een slechte zaak dat schoolleiders niet langer het eerste aanspreekpunt zijn van de Inspectie, maar bestuurders. Minister Plasterk liet in een schriftelijke reactie aan de NOS weten dat de Inspectie met de beste bedoelingen de scholen vroegtijdig heeft geïnformeerd over het vernieuwde toezicht, juist vanwege de start van het nieuwe schooljaar. Hij schrijft dat alle scholen elk jaar minimaal een keer onderzocht worden door de Inspectie en als daaruit blijkt dat nader onderzoek nodig is, wordt de school aangekondigd of onaangekondigd door de Inspectie bezocht, totdat de kwaliteit weer op orde is. Verder stelt hij dat een enkel onderdeel voor het basisonderwijs, zoals verwoord in de brief, wellicht een verkeerde indruk heeft gewekt. De minister kan nog niet op de details van het vernieuwde toezicht ingaan, omdat het voorstel nog niet in de ministerraad is besproken.

Autonomie
De kritiek schuilt dus vooral in de veronderstelling dat een geregeld Inspectiebezoek de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt. Volgens de AVS is dat in strijd met de roep om meer autonomie en gaat dit volledig voorbij aan de ontwikkeling die scholen op dit moment doormaken op het gebied van kwaliteitszorg. Op bijna alle scholen wordt gewerkt met een vorm van zelfevaluatie. Op grond van de uitkomsten hiervan wordt een verbeteragenda opgesteld. Deze is terug te vinden in het schoolplan. De ervaring van de AVS is dat scholen waar nodig ondersteuning door externe deskundigen inhuren. Inspectietoezicht als waarborg voor kwaliteit zou een wankele basis zijn voor kwalitatief goed onderwijs en de schoolleider en het team tekort doen in hun eigen verantwoordelijkheid en deskundigheid op dit gebied. Het staat echter buiten kijf dat de Inspectie weldegelijk een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit van het onderwijs. De rol van de Inspectie is tweeledig: controleren en stimuleren. Uit een AVS Scholenpanel uit 2004 blijkt dat de Inspectie voor 75 procent van de directeuren een rol speelt bij de refl ectie op eigen kwaliteitszorg en het opzetten van verbeteractiviteiten. De klacht die vaak gehoord wordt, betreft vooral de administratieve rompslomp en de stress die een inspectiebezoek oplevert. Een alternatief zou zijn dat scholen wel verantwoording afl eggen, maar dan alleen op basis van leerstandaarden op het gebied van rekenen, lezen, taal en informatica. Alleen de scores van de Cito-(eind)toets is wat de AVS betreft te mager. De Inspectie zou vervolgens op goed functionerende scholen de rol bij een schoolbezoek kunnen beperken tot stimuleren.

Het wetsvoorstel over het vernieuwde inspectietoezicht is op 7 september in de ministerraad besproken. Tijdens het ter perse gaan van deze Kader Primair was de uitkomst nog niet bekend. In oktober vindt in de Tweede Kamer een debat plaats over het nieuwe toezicht.

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.