Oefenen met behulp van digitale programma’s heeft een positief effect op de leerprestaties. De grootste stappen worden gezet als leraar en leerling het leerproces samen aansturen. Dit blijkt uit recent onderzoek van de Universiteit Utrecht, Universiteit Leiden en Oberon. Over het onderzoek is een publiekspresentatie verschenen: Omgaan met verschillen met behulp van ICT.
Het landelijk onderzoek naar gepersonaliseerd leren in negen groepen van 94 po-scholen en 35 vo-scholen is in het schooljaar 2016/2017 uitgevoerd. Dit vond plaats in opdracht van het Doorbraakproject Onderwijs & ICT.
Het onderzoek wijst uit dat digitale oefenprogramma’s in het basisonderwijs overwegend positieve resultaten opleveren voor de leerprestaties. Deze programma’s blijken nauwelijks invloed te hebben op het zelfregulerend leren en de motivatie van leerlingen. Als leraren en leerling de controle over het leerproces samen delen en afwisselen, dan is er meer effect.
Het werkt bijvoorbeeld het beste als feedback zowel van het programma als van de leraar komt. De meeste programma’s geven namelijk alleen aan of een leerling iets goed of fout heeft ingevuld en geven geen informatie hoe het antwoord verbeterd kan worden. Daarom blijft aanvullende feedback van de leraar zinvol en nodig, aldus de onderzoekers. Ook vinden leerlingen het prettig als ze het werken met digitale oefenprogramma’s kunnen afwisselen met werken op papier.
Leraren zijn overwegend positief over het gebruik van ICT in het onderwijs. Wel willen zij meer tijd en ruimte krijgen om zich verder te ontwikkelen in het gebruik van ICT in de klas.
Drie adviezen
De onderzoekers reiken drie handreikingen voor de praktijk aan:
Bij het tweede advies plaatsen de onderzoekers de kanttekening dat professionaliseringstrajecten voor leraren nodig zijn om dit te kunnen bereiken.