Hoogbegaafde kinderen krijgen te weinig aandacht

Het basisonderwijs kent gemiddeld één hoogbegaafde leerling per klas. Maar slechts een kwart van de leerkrachten denkt deze leerlingen te kunnen signaleren, ruim de helft twijfelt. Met alle gevolgen van dien. Dit blijkt uit een gezamenlijk onderzoek onder ruim 2.600 leerkrachten in primair en voortgezet onderwijs, in opdracht van de AOb en Talent, tijdschrift over hoogbegaafde kinderen.

Zo´n 2 tot 5 procent van de Nederlanders is hoogbegaafd. Zij hebben een IQ boven de 130 in combinatie met leergierigheid en creativiteit. Gebrek aan kennis en vooroordelen staan herkenning van hoogbegaafde leerlingen vaak in de weg. Zo denkt één op de twintig ondervraagde leerkrachten – onterecht – dat hoogbegaafde leerlingen nooit fouten maken. “Als slimme leerlingen worden afgeremd worden ze lui, niet gemotiveerd en lastig. Begaafdheid is een potentie, maar nog niet de realiteit. Om hoogbegaafdheid tot ontwikkeling te laten komen, is goede begeleiding van ouders en leerkrachten nodig”, aldus Franz Mönks, emeritus hoogleraar die in 1988 de eerste leerstoel voor het hoogbegaafde kind bekleedde.

Er wordt veel tijd, geld en energie gestopt in leerlingen die aan de onderkant veel afwijken van het gemiddelde, maar de groep hoogbegaafden lijkt `vergeten´ te worden. Slechts 6 procent van de ondervraagde leerkrachten vindt dat hoogbegaafde leerlingen voldoende worden uitgedaagd op school, tegenover maarliefst 50 procent die vindt dat het niet voldoende is. Leerkrachten willen wel meer aandacht besteden aan deze groep, maar het ontbreekt ze naar eigen zeggen aan expertise, menskracht en geld. Slechts een kwart van hen voelt zich capabel om hoogbegaafde kinderen te begeleiden. Ook geeft 25 procent prioriteit aan leerlingen die niet mee kunnen komen.

Mogelijke oplossingen volgens de respondenten en deskundigen zijn: meer werk maken van het vroegtijdig opsporen van hoogbegaafdheid, tijdig beginnen met het indikken van de lesstof (compacten), aanvullende lesstof aanbieden (verrijken) en niet te bang zijn om een kind een klas te laten overslaan (versnellen). Daarnaast is essentieel dat leerkrachten voldoende bijscholing krijgen. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er in het po gemiddeld meer aandacht is voor hoogbegaafde leerlingen dan in het vo, in de vorm van onder andere verrijking van de lesstof, een klas overslaan, ondersteunende expertise en het opstellen van handelingsplannen.

Kijk voor het volledige onderzoek op www.aob.nl of www.tijdschrift-talent.nl

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.