Hoe staat het met de sc hoolleider

Leidinggevenden in het funderend onderwijs overhandigen op 13 april de rapportage ‘De Staat van de Schoolleider’ aan het ministerie van Onderwijs en de inspectie. Dit verslag is de nieuwste loot aan de ‘Staat van’-stam; we kennen immers al jarenlang De Staat van het Onderwijs, en afgelopen jaren zijn daar De Staat van de Leerling en De Staat van de Leraar bij gekomen. Meer dan 550 AVS-leden en vo-schoolleiders leverden een bijdrage aan het rapport via een online onderzoek en essays.
 
Petra van Haren, voorzitter van de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) is blij dat De Staat van de Schoolleider verschijnt. “In 2014 heeft de onderwijsinspectie voor het eerst specifiek onderzoek1 gedaan naar de schoolleider. Daaruit bleek dat er een nauw verband is tussen de kwaliteit van de schoolleider en de schoolkwaliteit. Dit bevestigde wat we al wisten uit internationaal onderzoek. Ik realiseerde me toen meer dan ooit hoe belangrijk het is om schoolleiders te positioneren: wie zijn we, waar staan we?” Naast het primair en speciaal onderwijs komt ook het voortgezet onderwijs uitgebreid aan bod in de rapportage. Op initiatief van de VO-raad schreven meerdere rectoren/directeuren uit het vo een essay. Van Haren: “Het is heel belangrijk dat we dit samen met de vo-schoolleiders hebben kunnen doen. We moeten ons in het funderend onderwijs verbinden en samen kijken waar onze agenda’s overlappen.”
 
Drie rollen
En, hoe staat de schoolleider ervoor? “De context van schoolleiders is heel divers. Het scheelt nogal of je een school leidt in een grote stad of in een krimpregio op het platteland”, zegt Van Haren. “Aan de andere kant: het takenpakket van een schoolleider is universeel. Je bent gemandateerd werkgever, je bent een leider die mensen ondersteunt en een strategische visie heeft, én je bent manager. Dat zijn drie verschillende rollen die een schoolleider in zichzelf moet verenigen. In andere sectoren liggen die taken vaak bij verschillende personen. Op veel basisscholen is geen staf, daar doet de schoolleider alles zelf.” Ook in het voortgezet onderwijs heeft de schoolleider met die verschillende rollen te maken. Arend Smit, rector van het Corlaer College in Nijkerk, schreef mee aan De Staat van de Schoolleider. “Er komt veel op ons af, en we moeten op veel verschillende niveaus aan de slag. Denk maar aan Onderwijs2032, toekomstgericht onderwijs. Schoolleiders moeten beleid vertalen naar het primaire proces, ze hebben een sturende rol en moeten daarbij ook hun mensen kunnen meenemen.” In het vo opereert de schoolleider wel op een andere schaal dan in het po. “Het vo heeft vaak afdelingen met honderden leerlingen. Afdelingsleiders worden daarom ook als schoolleiders gezien.”
 
Onderwijskundig ­leiderschap
De algehele teneur van De Staat van de Schoolleider: het gaat de schoolleider goed. Van Haren: “Schoolleiders hebben een gevoel van grip, ze vinden dat ze werken aan de goede dingen. Wel vinden ze sommige zaken lastig. Naast het dagelijks uitoefenen van die drie verschillende taken hebben ze te maken met Passend onderwijs, de transitie Jeugdzorg, het overlegmodel uit de cao, noem maar op. Het is een beroep onder druk. Het is belangrijk dat schoolleiders integraal schoolleider zijn en met de inhoud bezig kunnen zijn. Onderwijskundig leiderschap, daar staan ze in hun kracht.” Dat ziet ook Arend Smit. “De laatste jaren zijn onze taken sterk beheers­matig geworden, dat moet meer onderwijskundig. Als schoolleider moet je daarin mensen meenemen en richting, ruimte en ruggensteun geven. Onderwijs maak je met elkaar. Welke doelgroep heb je? Wat hebben de leerlingen nodig? Dat kunnen leraren zelf best bepalen. De schoolleider houdt overzicht: waar hebben we nog kennis nodig? Dat vraagt om een breder type schoolleider, meer creatief en ondernemend, innovatief. Iemand die mensen kan inzetten op dat gebied waar ze affiniteit mee hebben. Differentiëren is belangrijk, niet alleen bij onze leerlingen, maar ook bij docenten en schoolleiders. Niet iedereen door dezelfde trechter gooien, maar de relatie aangaan, sturen op competentieontwikkeling en autonomie.” Van Haren: “We gaan richting transformatief leiderschap. Vaak zit er veel expertise in een team, maar wordt die kennis en ervaring wel goed aangesproken? Hoe zorg je ervoor dat dat wel gebeurt? Durf je mensen verantwoordelijk te maken? Dat soort leiderschap moet meer ontwikkeld worden.”
 
Schoolleidersbeurs
Uit De Staat van de Schoolleider blijkt verder dat het leeuwendeel van de schoolleiders in het po vindt dat ze beschikken over de voor hun vak vereiste competenties, zoals visiegestuurd werken, in relatie staan tot de omgeving, analyseren en probleemoplossen. Zo’n 96 procent van de schoolleiders in het reguliere po heeft de pabo of een andere lerarenopleiding afgerond. In het speciaal onderwijs, waar een kleinere peiling is gedaan, heeft 93 procent dat gedaan.
Schoolleiders geven aan dat ze hun verdere professionalisering zeer belangrijk vinden; in het po vindt 88 procent dat een schoolleidersbeurs dat moet ondersteunen. Daar komt bij: een flink deel (17 procent) van de AVS-schoolleiders is nog niet ingeschreven bij het register (zie kader). Van Haren: “Daar moeten we alert op zijn, want die wetgeving komt eraan. Het is goed dat schoolleiders aangeven dat ze professionalisering erg belangrijk vinden.” Smit: “De complexiteit van scholen neemt toe, daarvoor moeten schoolleiders zich ontwikkelen. Het is belangrijk dat we politiek inzetten op de professionalisering van onze beroepsgroep. Daar hoort ook een financiële prikkel bij.”
 
Affiniteit
Daarnaast hebben schoolleiders veel oog voor de professionalisering van hun team. 96 procent van de AVS-leden heeft daar een grote tot zeer grote invloed op. Dat is nog meer dan de invloed van de individuele leraren zelf (93 procent). Bij de keuze van een professionaliseringsactiviteit is het vaakst (25 procent) de persoonlijke ambitie van de leraar leidend, maar in 19 procent van de gevallen wordt de keuze bepaald door het initiatief van een leraar (of een groepje leraren) om een vernieuwings- of verbeteringsproject op school te starten. Smit: “Het is aan de schoolleider om mensen in te zetten op het terrein waar ze affiniteit mee hebben. De een houdt van onderzoeksmatig werk, een ander wil het curriculum ontwikkelen en weer een ander maakt zich sterk voor internationalisering. Niet iedereen hoeft alles te kunnen. Als je de beste ondersteuning biedt, kom je als school tot innovatie.” Vaak ook is het de uitkomst van een lesobservatie die de professionaliseringsactiviteit van een leraar bepaalt. Die lesobservatie wordt in het po vaak door de eindverantwoordelijke (26 procent) of leidinggevende schoolleider (11 procent) gedaan, maar in 28 procent van de gevallen is het de intern begeleider die observeert. In het so doet de ib’er dat zelfs nog iets vaker.
 
’Regelbevrediging’
De Staat van de Schoolleider gaat ook in op de werkdruk van schoolleiders. 19 procent van de po-schoolleiders ervaart een te hoge werkdruk en nog eens 40 procent vindt de werkdruk hoog. In het so is dat zelfs 24 respectievelijk 44 procent. Ook vo-schoolleiders kennen veel werkdruk, weet Smit. “Naast veeleisende ouders en juridisering leveren vooral dingen die ‘over de schutting worden gegooid’ stress op. De Tweede Kamer roept wat, maar de schoolleider voelt de noodzaak niet. Passend onderwijs: iedereen verplicht naar de studiemiddag. Daar geloof ik niet in. Pestprotocollen: ieder jaar een veiligheidsonderzoek. Waarom moet ik zoveel gegevens leveren als dingen goed lopen? Gegevens zijn belangrijk, maar mensen komen in beweging door relatie.” Van Haren: “Schoolleiders geven aan dat ze veel werkdruk ervaren door het toepassen en uitvoeren van de cao, bestuurlijke kaders en regelbevrediging. Dat kost veel tijd, die ze dus niet kunnen besteden aan contact met hun team, leerlingen en andere schoolleiders. Terwijl ze dat het liefste doen. Verantwoording dragen voor de uitvoering van beleid waar ze zich geen eigenaar van voelen, dat levert stress op. Aan de andere kant: internationaal gezien heeft de Nederlandse schoolleider nog steeds een grote mate van autonomie.” 
 
Een schoolleider op OCW
Het ministerie van Onderwijs heeft voor het eerst een beleidsmedewerker voor schoolleiders aangesteld: Marga Böhmers. Böhmers is daarnaast twee dagen per week directeur bij een basisschool van de Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs. “Het ministerie benoemt combifunctionarissen om de afstand tussen onderwijspraktijk en beleid te verkleinen. Dat ik nu als schoolleider-ambtenaar benoemd ben, geeft aan dat het ministerie ook de ervaringen van de schoolleider wil meenemen in haar beleid. Mijn werkzaamheden vloeien voort uit het Bestuursakkoord 2014-2020, waarin is afgesproken de kwaliteit en positie van de schoolleider te versterken. Ik heb vanwege deze aanstelling mijn eigen school wel anders georganiseerd, door taken te delegeren. De schoolleider is immers een cruciale factor op school, dat wilde ik goed regelen.”
 
Registratie Schoolleidersregister PO 
Maart 2016 staan 7.391 schoolleiders ingeschreven in het Schoolleidersregister PO met als doel zich uiteindelijk te registeren. Inmiddels zijn er al 3.170 schoolleiders officieel geregistreerd als Register Directeur Onderwijs en 473 als Register Adjunct-directeur Onderwijs. Zo’n 85 schoolleiders hebben registratie aangevraagd, deze zijn nog in beoordeling. Vanaf 2018 is registratie voor alle schoolleiders verplicht.

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.