Het zal je maar gebeuren: je werkgever geeft aan dat van voortzetting van de arbeidsovereenkomst geen sprake kan zijn. Een donderslag bij heldere hemel. Er is geen dossier, uit de functioneringsgesprekken – voor zover al gevoerd – blijkt niets en andere negatieve signalen van de werkgever over je functioneren hebben je niet bereikt. Tijd om contact op te nemen met Stichting Support.

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst in het bijzonder onderwijs
Als blijkt dat werkgever en werknemer niet gezamenlijk tot een oplossing kunnen komen, kan Support ondersteunen bij eventuele juridische procedures. In dat geval wordt samen gekeken naar de mogelijkheden om een definitief exit te voorkomen en om te bezien of partijen in staat zijn om zonder `vechten´ tot een voor beide aanvaardbare oplossing te komen. Eén van die juridische procedures is de procedure waarbij (meestal) de werkgever de kantonrechter verzoekt de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden (ex art. 7:685 Burgerlijk Wetboek). Deze procedure kan alléén plaatsvinden als het gaat om beëindiging van de arbeidsovereenkomst in het bijzonder onderwijs, want voor openbaar onderwijs geldt het Bestuursrecht (de kantonrechter is niet bevoegd).

Kantonrechter
Bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst in het bijzonder onderwijs, kunnen de betrokkenen op drie manieren bij de kantonrechter terechtkomen:

o Werkgever en werknemer komen tot de conclusie dat het beëindigen van de arbeidsovereenkomst onvermijdelijk is, eventueel zonder dat men het met elkaars standpunten eens is. De partijen maken afspraken over de voorwaarden waaronder ze uit elkaar gaan, waarbij het voor de werknemer van belang is dat deze probeert werkloosheid te vermijden of werkloosheid zo ver mogelijk in de tijd te laten ingaan. Uiteindelijk wordt de kantonrechter gevraagd een beschikking af te geven. Bij voorkeur een beschikking waaruit blijkt dat van verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer geen sprake is.

o De werkgever verzoekt de kantonrechter (eenzijdig) om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Dit betekent, dat de werknemer (vaak) gedwongen wordt `tegen´ zijn of haar werkgever te gaan procederen. Er volgt een procedure op tegenspraak, waarbij de werknemer in zijn verweerschrift aan de kantonrechter nadrukkelijk aangeeft het niet eens te zijn met het verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te laten beëindigen.

o De werknemer verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met de werkgever te ontbinden. Dit traject komt niet vaak voor, omdat het nogal wat risico´s voor de financiële toekomst van de werknemer kan hebben. Men loopt namelijk het risico dat uitkeringsinstantie UWV geen werkloosheidsuitkering toekent, omdat deze de werknemer verwijtbaar werkloos acht. Ga dit traject niet in zonder begeleiding van een gespecialiseerd advocaat of jurist.

Het is beide partijen toegestaan om ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter te verzoeken. Ook de werkgever waarvan de werknemer vindt dat deze daar geen grond voor heeft. Kantonrechters in Nederland zijn vaak genegen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden als blijkt dat één van beide partijen echt niet met de ander verder wil onder de huidige condities. De kantonrechter stelt dan vaak dat het net is als in een huwelijk: als één van beiden niet meer wil, dan houdt het op en afhankelijk van de situatie hangt er een prijskaartje aan het verzoek tot ontbinding.

Procedure
Een van de (arbeids)contractspartijen, verzoekster, verzoekt de kantonrechter via een verzoekschrift de arbeidsovereenkomst te ontbinden. In het verzoekschrift wordt aangegeven per welke datum men de arbeidsovereenkomst ontbonden wil zien. De kantonrechter kan de ontbindingsdatum op een andere datum stellen, maar een ontbinding met terugwerkende kracht is niet mogelijk. Degene die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt, moet de – gewichtige – redenen aangeven in het verzoekschrift, inclusief een onderbouwing. De andere partij, verweerder, zal zich uitgebreid via een verweerschrift tegen het verzoekschrift moeten `verzetten´ en daarbij waar mogelijk het door verzoekster gestelde op alle punten moeten weerleggen.

Als de kantonrechter verzoek- en verweerschrift heeft ontvangen, wordt zo snel mogelijk een zitting gepland. Er is geen sprake van een verplichte procesvertegenwoordiging (dus advocaat of jurist), maar het is aan te raden dit traject niet zonder extern juridisch advies in te gaan, om tijdig op de hoogte te zijn van de formaliteiten en eventuele (juridische) valkuilen.

Op de gang
De hoorzitting vindt plaats bij de rechtbank, sector kanton. Tijdens de zitting krijgen beide partijen de kans een korte toelichting te geven. De kantonrechter is daarbij uitsluitend geïnteresseerd in zaken die hij of zij nog niet specifiek in de stukken heeft kunnen lezen, dus herhaling van zetten heeft geen zin en wekt vaak irritatie op. Meestal komt het erop neer dat de advocaten of juristen van beide partijen de gelegenheid krijgen om op grond van een pleitnotitie de zaak kort met (extra) accenten neer te zetten. De kantonrechter stelt beide partijen wat vragen en vraagt aan het eind of alles aan de orde is geweest.

Soms stuurt de kantonrechter partijen de gang op om ter plekke binnen de door de hem of haar aangegeven tijd samen tot een oplossing te komen. Dit traject wordt door de partijen vaak als `koehandel´ ervaren, omdat er heel snel onderhandeld moet worden. Voordat beide partijen de gang opgestuurd worden, geeft de kantonrechter meestal signalen af over hoe hij of zij naar de zaak kijkt. Met name over het vaststellen van een (eventuele) vergoeding in het voordeel van de ene en nadeel van de andere partij. Komen partijen er onder druk van de kantonrechter `op de gang´ uit, dan wordt de uitkomst vastgelegd in de beschikking (uitspraak) van de kantonrechter. Is men er tijdens de gangsessie niet gezamenlijk uitgekomen, dan zal de kantonrechter zelf uitspraak doen. Is wat de hem of haar betreft alles aan de orde geweest, dan zal deze de zitting sluiten en aangeven wanneer de beschikking afgegeven wordt.

Vergoeding
De kantonrechter is verplicht de verzoekende partij in de gelegenheid te stellen binnen een bepaalde termijn het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te trekken, waardoor de arbeidsovereenkomst blijft voortduren. Werkgevers trekken soms het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in, als zij van de kantonrechter bijvoorbeeld hebben vernomen welke (hoge) vergoeding deze ten laste van de werkgever aan de werknemer gaat toekennen. De kantonrechter is overigens niet verplicht een vergoeding aan een van de partijen te verstrekken. Er bestaat hiervoor wel een zogenaamde kantonrechtersformule, maar dat is slechts een richtlijn en geen verplichting. Als de kantonrechter vindt dat een vergoeding in het voordeel van de werknemer op z´n plaats is, dan zal hij of zij de vergoeding in bijna alle gevallen zeker niet hoger stellen dan de verwachte inkomensderving van de werknemer tot aan de pensioengerechtigde leeftijd (meestal FPU-leeftijd). Regelmatig geven kantonrechters aan dat ze de sociale voorzieningen in het onderwijs zo riant vinden in vergelijking met het bedrijfsleven, dat dit een negatief effect heeft op de hoogte van de vergoeding. Er is ook een tendens dat de kantonrechter het oneigenlijk vindt om bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding de goede sociale zekerheidsregelingen mee te nemen, omdat de individuele werknemer daar `niets aan kan doen´. De kantonrechter kan een van de partijen veroordelen tot betaling van de proceskosten van de andere partij. Ook kan de kantonrechter besluiten dat iedere partij zijn eigen (proces)kosten draagt. Tegen de beslissing van de kantonrechter is in principe geen hoger beroep mogelijk. 

Auteur Lilian de Groot
Verder in dit nummer
Kader Primair 10 – juni 2006

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.

Gerelateerd nieuws