Het imago van het vmbo is verbeterd, maar nog steeds zetten ouders alles op alles om hun kind naar de havo te krijgen. Ondertussen zitten we te springen om vakmensen. Hoekeren we het tij?

Drie kinderen van Corine Korrel bezochten het vmbo, de vierde ging naar het vwo. “Op het schoolplein werd ik gefeliciteerd: wat goed, een vwo-advies! Bij de andere drie was het: o, gaan ze naar het vmbo, oké…” Ouders zien het zo, zegt zij: “Je moet naar het vmbo, je mag naar havo of vwo.”

Het viel Korrel op dat vmbo-scholen, vergeleken met havo/vwo-scholen, vaak minder bedeeld worden met huisvesting, mensen en middelen. Dat kinderen jong een richting moeten kiezen, maar vaak geen flauw idee hebben waarvoor. In 2007 inspireerde dat haar om de Beroepenfeesten VMBO On Stage op te zetten. Deze evenementen creëren nieuwe lokale netwerken van scholieren en regionale ondernemers. De jongeren krijgen hulp bij hun toekomstdromen en vaak rolt er een stage of bijbaan uit. Ook dat helpt bij de beroepskeuze. “Ik heb de indruk dat het vmbo inmiddels iets minder wordt gezien als doemscenario”, zegt Korrel. Ze vermoedt dat het schreeuwende tekort aan vakmensen daarbij een rol speelt.
Dat zegt ook Ton de Groot, voorzitter van Platform vmbo Techniek, bestuurder van de Stichting Platforms vmbo en schoolleider van het Teylingen College in Voorhout. “We krijgen inmiddels vanuit de overheid meer ondersteuning; denk aan de € 100 miljoen voor technische opleidingen. Maar het voortgezet onderwijs krimpt en het vmbo heeft daar de meeste last van. Bovendien willen nog steeds veel ouders dat hun kind zo ‘hoog’ mogelijk instapt, ook al past het beter op het vmbo.” De Groot: “Ouders denken: als mijn kind tenminste havo heeft, komt het wel goed. Maar de cijfers spreken dat tegen. Wij zien op onze school in leerjaar 2 en 3 enorm veel tussentijdse instroom in het vmbo. Het afgelopen jaar 55 leerlingen, op een schoolpopulatie van negenhonderd. Echt zonde, deze leerlingen hebben er weer een negatieve ervaring bij.” De versoepeling van de doorstroomnorm tussen vmbo en havo is fijn voor degenen die deze overstap aankunnen, maar leidt er volgens De Groot ook toe dat ouders nóg meer geneigd zijn om voor de havo te kiezen, ook als dat misschien te hoog gegrepen is.

Veel kansen

Timon van Engen, voorzitter van de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs en vierdejaars mbo-student Bouwkunde, snapt de ambitie van ouders wel. “Maar ik vind dat je iemand niet moet dwingen om een opleiding te doen waar hij zelf geen behoefte aan heeft of waar hij het niet gaat redden. Het vmbo en mbo bieden ook veel kansen om je talenten te ontwikkelen. Je kunt twintig managers neerzetten bij een bedrijf, maar die moeten ook iemand kunnen aansturen. Die aangestuurde mensen zijn in feite degenen die de samenleving draaiende houden.”
Ondertussen is er een enorm tekort aan vakmensen (zie kader). Je zou verwachten dat daardoor steeds meer leerlingen gaan kiezen voor vmbo en mbo, maar dat is nog niet vanzelfsprekend. De Groot: “Ik denk dat ouders niet goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden van een beroepsgerichte opleiding. Daar zouden we nog veel meer bekendheid aan moeten geven.”
Het Teylingen College heeft een technische en een horeca­school. Op dit vakcollege leren kinderen al doende. Dat motiveert, zegt schoolleider De Groot. “Als ze in de werkplaats of de keuken staan, hoeven we nooit om aandacht te vragen. Ze leren vaardigheden en technieken, maar ook samenwerken, organiseren en evalueren. Ik zie mijn leerlingen goed terechtkomen en vaak een eigen bedrijf beginnen. Velen komen een paar jaar na hun ­vertrek heel trots vertellen hoe het met ze gaat. Dat het vakwerk in aanzien stijgt, zie je ook aan het salaris.”

Jong kiezen

Het vmbo is belangrijk, maar er kan nog wel wat aan verbeterd worden. Zo moeten leerlingen al na twee jaar een richting kiezen. Een onmogelijke opdracht voor zulke jonge kinderen, vindt Korrel. “Als samenleving hebben we er groot belang bij dat kinderen goed kiezen. Ze weten wel ongeveer wat een kapper of een timmerman doet, maar niemand kan vijf aspecten opnoemen van zo’n werkdag. Hoe kun je dan kiezen? Ik pleit ervoor dat de lokale samenleving, en dan vooral het bedrijfsleven, scholen bij de beroepenvoorlichting gaat helpen.”
Op het Teylingen College volgen alle vmbo-leerlingen in de bovenbouw al een stukje van de mbo-opleiding, om de overstap te versoepelen. De vierdeklassers lopen een dag per week stage in een regionaal bedrijf. Bij de overstap vallen ze nauwelijks nog uit, zegt De Groot. “En dankzij de extra leerwinst stromen ze uiteindelijk op het mbo op een hoger niveau uit.” 

Technieklobby

Vanwege het grote tekort aan technische vakmensen worden jongeren momenteel sterk gestimuleerd om voor een technische vervolgopleiding te kiezen. Dat geldt ook voor degenen met een vmbo tl-diploma (theoretische leerweg). “Zij komen op het mbo terecht in klassen met leerlingen die al een technische mbo 2 of 3-opleiding achter de rug hebben en missen zelf de nodige technische basiskennis. Veel van deze studenten vallen na drie maanden uit. Daar spelen mbo-scholen nog erg weinig op in”, vindt Korrel.
Het Teylingen College probeert dit probleem te ondervangen met een Technomavo. Hier krijgen leerlingen naast een volledig mavopakket ook een beroepsopleiding. De opleiding is populair. Veel leerlingen komen van ver aanfietsen. De opzet van een technohavo wordt voorbereid. Het Teylingen College geeft ook in eigen huis techniek­lessen aan basisschoolleerlingen. Zo, is de hoop, gaan ook ouders een technische opleiding zien als een mooie optie.
Korrel plaatst wel een kanttekening bij de sterke techniek­lobby van dit moment. “Jongeren moeten allemaal de techniek in, want daar is een tekort. Maar dit zijn geen werkbijen die je massaal in de richting van je personeelstekorten kunt dirigeren.” Zij pleit ervoor om vmbo-leerlingen te laten kennismaken met álle sectoren, zodat zij een weloverwogen beroepskeuze kunnen maken.

Lumpsumverdeling

Het vmbo leeft; er ontstaan steeds nieuwe initiatieven om het verder te verbeteren. Hoe helpen we deze onderwijsvorm af van het onverdiende imago van afvalputje? Op het punt van huisvesting is er veel verbeterd, al zijn er nog steeds vmbo-scholen die in oude panden ergens achteraf zitten. Schoolbesturen en schoolleiders zouden volgens Korrel eens goed moeten kijken naar de verdeling van de lumpsum. Korrel, de motor achter VMBO On Stage, die een werkrelatie heeft met ruim honderd vmbo-scholen: “Waarom is er bij een rapportuitreiking van het vwo geld voor een externe feestelijke locatie en wordt de diploma-uitreiking van het vmbo gewoon in het klaslokaal gedaan? Waarom is er wel geld voor loopbaanassessments in vwo 3 en niet voor buitenschoolse loopbaanoriëntatie-activiteiten (lob) voor het vmbo? Ik merk dat zelfs havo- en vwo-docenten neerkijken op vmbo-docenten. Terwijl juist het vmbo de beste docenten nodig heeft, want nergens is de diversiteit zo groot in niveau, vaardigheden en sociaal economische achtergrond.”
De VO-raad herkent zich niet in dit beeld. Een woordvoerder: “In het vmbo heb je bijna altijd kleinere klassen gefinancierd met lwoo-middelen, en er gaat veel meer geld om vanwege de materialen en apparatuur voor het praktijkgerichte onderwijs. We hebben geen aanwijzingen dat dit geld naar havo/vwo wordt geschoven.”
De woordvoerder vervolgt: “Loopbaanoriëntatie (lob) is onderdeel van het examenprogramma. Veel vmbo-scholen werken daarin inmiddels samen met hun omgeving. Dat brengt lage kosten met zich mee. Bestuurders en schoolleiders investeren in de professionalisering van docenten rondom lob.” Ook de neerbuigende houding van havo/vwo-docenten herkent de raad niet. “Sommige havo-scholen pleiten er juist voor om een beroepsgericht element in te voeren en voor lob kijken scholen goed naar wat ze van het vmbo kunnen leren.”

Kappers en bakkers

Het is tijd dat we (opleidingen tot) vakwerk weer echt gaan waarderen. Het zijn immers de metselaars, kappers, bakkers en verzorgenden die de maatschappij draaiende houden. De Groot: “We moeten af van het idee dat je alleen slim bent als je goed boeken kunt lezen. Daarmee doen we de doeners ernstig tekort.”
Laten we stoppen met het buitensluiten van deze doeners, zegt Korrel. “Toen werd besloten dat mbo’ers ook studenten genoemd mogen worden en zij toegang kregen tot meer plekken, zeiden universitaire studenten: wacht even, deze plek is voor ons soort mensen. Als jij als vmbo’er continu zo benaderd wordt, wat voor burger word je dan?”
Vmbo’s, mbo’ers en vakmensen horen erbij. We hebben ze nodig. Misschien dat ander taalgebruik kan helpen om dat besef te laten doordringen. Waarom bijvoorbeeld niet ‘praktisch opgeleid’ in plaats van ‘laag opgeleid’, is een actuele discussie. Gelukkig draaien de media al langzaam bij. Als zij aandacht besteden aan uitblinkers, zitten daar ook steeds vaker vmbo’ers en mbo’ers bij.
 
Meer weten?
www.govmbo.nl
https://nieuwvmbo.nl
http://hetvakcollege.nl
www.platformvmbotechniek.nl
www.onderwijsonstage.nl
http://worldskillsnetherlands.nl
www.skillstalents.nl

Ontstaan vmbo
Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs bestaat sinds 1999. Voorgangers waren de ambachtsschool (1865-1968) en huishoudschool. Met de Mammoetwet (1968) ontstond het Lager Huishoud- en Nijverheidsonderwijs (lhno). In 1992 gingen alle vormen van lager beroepsonderwijs, inclusief de technische school, op in het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo). Samen met de mavo en een groot deel van het voortgezet speciaal onderwijs werd het vbo in 1999 samengevoegd tot het vmbo. Relatief nieuw binnen het vmbo is het vakcollege. Hier krijgen leerlingen vanaf leerjaar 1 veel beroepsgerichte praktijklessen en stages, bezoeken ze bedrijven en instellingen en krijgen ze gastlessen van beroepsbeoefenaars. Een vakcollege biedt onderwijs volgens de vakroute; een doorlopende leerlijn vmbo-mbo.

Vacatures in de techniek
Er is behoefte aan veel soorten vakmensen, maar vooral binnen de techniek. Begin 2018 waren hier zo’n 66.400 openstaande vacatures. De stijging in technische vacatures is het sterkst op het middelbare beroepsniveau. Begin 2018 waren er zo’n 7.300 vacatures voor het hogere beroepsniveau, 27.500 voor het middelbare segment en 31.500 voor het lagere beroepsniveau/basisvakmanschap. (Bron: Platform Bèta Techniek)

Gerelateerd nieuws