Grote zorgen over islamitisch onderwijs

De staat van het islamitisch onderwijs in Nederland is reden tot grote zorg. Geld wordt verkeerd besteed, de kwaliteit laat vaak te wensen over en de medezeggenschap is niet altijd goed georganiseerd. Dat stellen de beide staatssecretarissen van Onderwijs op basis van een thematisch onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs en de Auditdienst van het ministerie van OCW: `Bestuurlijke praktijken in het islamitisch onderwijs´.

Bij 86 procent van de islamitische schoolbesturen is sprake van problemen met de besteding van het geld dat ze van het Rijk ontvangen. Eerder maakte OCW bekend meer dan twee miljoen euro terug te vorderen. Het ministerie vordert daarbovenop nu maximaal 2,5 miljoen euro extra terug. Het gaat om de volgende onrechtmatigheden:
o Bestuursleden op de loonlijst die niet het werk hebben gedaan waarvoor ze waren aangesteld;
o Dienstverbanden die achteraf zijn uitgebreid;
o Leerlingenvervoer uit rijksmiddelen betaald;
o Excursies zonder educatief karakter.

Ook de kwaliteit van het onderwijs is bij bijna de helft van de schoolbesturen onder de maat. Bijna de helft van de islamitische basisscholen is zwak tot zeer zwak, in de rest van het basisonderwijs is dat 11 procent. Ten aanzien van de medezeggenschap constateert de Inspectie dat de helft van de schoolbesturen hun medezeggenschap niet goed georganiseerd heeft.

Aanleiding voor het onderzoek zijn onregelmatigheden die de Inspectie en Auditdienst in 2006 en 2007 hebben geconstateerd in het kader van diverse incidentele onderzoeken bij islamitische schoolbesturen. De doelstelling van het onderzoek was vast te stellen of deze onregelmatigheden op grotere schaal voorkomen binnen het islamitisch onderwijs.

Maatregelen
De maatregelen die het ministerie neemt, zijn zowel gericht op het aanpakken van onregelmatigheden van individuele besturen als op de verbetering van het islamitisch onderwijs in het algemeen. Zwakke en zeer zwakke islamitische scholen komen onder geïntensiveerd toezicht van de Inspectie te staan. Bij vermoeden van strafbare (bestuurlijke en financiële) feiten heeft het ministerie aangifte gedaan. Tot nu toe is aangifte gedaan tegen het bestuur van SIS Heerlen, SIS Helmond en Ibn Ghaldoun. Bij SIS Almere heeft het bestuur zelf aangifte gedaan. Indien de positie van het bestuur onhoudbaar is geworden, dringt het ministerie aan op vertrek van het bestuur. Diverse besturen zijn inmiddels al vervangen.

AVS voorzitter Ton Duif: “Het is zaak alle scholen in Nederland gelijk te behandelen. Indien er twijfel bestaat over de kwaliteit en er is geen zicht op verbetering daarvan onder een bepaald bestuur, dan moet de politiek niet schromen om hard in te grijpen.”

De PO-Raad is gevraagd, in overleg met de VO-raad en andere partijen, om te adviseren over een breed traject om de problemen op te lossen. Voor het eind van het jaar zal het kabinet bovendien een wetsvoorstel over goed bestuur bij de Tweede Kamer indienen. Met dit wetsvoorstel krijgt het ministerie meer mogelijkheden om op te treden als de kwaliteit van het onderwijs en het handelen van bestuursleden ernstig tekortschiet. De ISBO (Islamitische Scholen Besturen Organisatie), de koepel van islamitische scholen, meldt op haar website dat tal van zaken in het onderzoeksrapport reeds zijn achterhaald en/of al opgelost zijn. “Door de houding van de staatssecretaris laat ze zich niet informeren over de laatste stand van zaken en blijft ze steken in het verleden.” Over het feit dat de PO-Raad als gesprekspartner wordt beschouwd in het zoeken naar oplossingen voor de bestaande problemen (en ISBO niet) meldt de koepelorganisatie: “Wij raden de PO-Raad ten zeerste af zich te laten misbruiken in deze als splijtmiddel. De ISBO is de enige natuurlijke gesprekspartner van het ministerie en de PO-Raad dient dit te respecteren, temeer gezien de grondrechtelijke onderwijsvrijheid en de positie van de diverse andere denominaties jegens de PO-Raad.”

Eisen aan schoolleiding
De uitkomsten van het onderzoeksrapport waren voor VVD, SP en GroenLinks aanleiding te pleiten voor minimumeisen aan schoolbestuurders. Deze partijen uit de Tweede Kamer willen de leiding van basisscholen aan bekwaamheidseisen binden. De partijen verschillen van mening over of de eisen moeten gaan gelden voor de direct leidinggevende, oftewel de schoolleider, of voor het bestuur van een school of scholengemeenschap (of beide). De christelijke partijen (met name SGP) zouden volgens diverse media tegen bekwaamheidseisen voor besturen zijn. Zij stellen dat scholen onder de vrijheid van vereniging staan, wat betekent dat de leden van de vereniging te allen tijde het bestuur kunnen kiezen.

De Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA) beschikt echter al geruime tijd over een serie eisen (register) waaraan een schoolleider zou moeten voldoen. In het kader daarvan mogen inmiddels 2.750 schoolleiders zich Register Directeur Onderwijs (RDO) noemen. Dat is zo´n een derde van alle schoolleiders in het primair onderwijs. De RDO-registratie bij de NSA geschiedt vooralsnog op vrijwillige basis. Directeur Mark Jager zegt in het kader van de wet BIO liever niet te zien dat die eisen wettelijk verplicht worden gesteld, maar dat schoolleiders vrijwillig aan deze eisen voldoen; zij moeten daarvan kunnen afwijken als zij daar een goede reden voor hebben. “In dat geval dienen zij zelf draagvlak en erkenning voor hun manier van verantwoording te organiseren. Besturen zouden deze waarborg van hun schoolleiders moeten vragen.”

Raadpleeg voor het volledige onderzoeksrapport http://www.onderwijsinspectie.nl/ of http://www.minocw.nl/

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.