Balemans in discussie over voor- en naschoolse opvang
In Kadernieuws 5 heeft u al een impressie kunnen lezen van de discussiebijeenkomst die eind vorig jaar plaatsvond tussen schooldirecteuren en VVD-onderwijswoordvoerder Eric Balemans, het brein achter de motie over kinderopvang van Van Aartsen/Bos. Een uitgebreide terugblik op de discussie- en standpunten.

Na een valse start (bijstandsmoeders zouden het geleur met kinderen, de wachtlijstproblematiek en de arbeidsparticipatie moeten oplossen) is er veel onrust rondom de kabinetsplannen ontstaan. Van de verwachte weerstand is tijdens de discussiebijeenkomst nauwelijks iets te bespeuren. Ook van dwingende ideen en dichtgetimmerde voorschriften van de kant van Balemans blijkt geen sprake te zijn. Kenmerkend is een kritische, maar vooral respectvolle sfeer en wederzijdse openheid

Kritiek
Balemans begint zijn pleidooi met de geruststelling dat uitgangspunt bij de invoering van de voor- en naschoolse opvang moet zijn, dat een dagarrangement rust teweeg moet brengen. Hij heeft, evenals de aanwezige schooldirecteuren, forse kritiek op een aantal fundamentele uitspraken van minister Van der Hoeven. Met name over de variant waarbij de school zelf opvang regelt en de ouder betaalt. Ook bekritiseert Balemans de rol van de MR in de uitvoering. Dat brengt veel bureaucratie met zich mee. Balemans onderstreept dat de uitwerking door de minister niet op alle punten strookt met zijn oorspronkelijke intentie. Maar tegelijkertijd zegt hij dat scholen ook de neiging hebben te klagen, zonder te kijken naar de intentie erachter. We moeten bekijken waar de overheid zijn handen vanaf moet houden en waar ze zich juist wel op moet richten. We moeten af van het geleur met kinderen. Ik besef dat daarvoor meer geld nodig is. Ik heb een voorstel gedaan met de bedoeling dat te willen laten slagen. Ik ben dan ook bereid om daarvoor voldoende geld bij elkaar te krijgen, aldus Balemans.

Huisvesting
De aanwezige schooldirecteuren stellen dat nagenoeg alle scholen ongeschikt zijn voor opvang. Dat geldt zowel voor de beschikbaarheid als de geschiktheid van de ruimten. De meeste lokalen zijn van 8.00 uur s morgens tot 17.00 uur s avonds in gebruik door leerkrachten. Er worden gesprekken gevoerd met ouders, er vindt voorbereiding en nakijkwerk plaats en daartussen vinden de contacturen met de kinderen plaats. Bovendien zijn de lokalen geschikt voor onderwijs en niet voor opvang. Balemans wil graag naar een model toe, waarbij in eerste instantie bekeken wordt of opvang in de school kan plaatsvinden. Is dit niet mogelijk, dan moeten er conclusies worden getrokken over de huisvesting.

Regie en verantwoordelijkheid
Naast zorgen over de financiering en de huisvesting, zijn ook de verantwoordelijkheidsverdeling en regievoering een heikel punt. Sommige schoolleiders spreken zelfs van een tweede baan en vragen zich af hoe dit gerealiseerd en begeleid gaat worden. Er kan een probleem ontstaan als een gemeente niet wil meewerken, of kinderopvangorganisaties het niet eens worden over het contract of maar een beperkt aanbod kunnen leveren. De gemeente is als enige partij in staat om andere partijen te verplichten bij elkaar te komen. Bovendien is de gemeente verantwoordelijk voor het beheer van voorzieningen waar scholen en andere instellingen gebruik van maken (schoolgebouwen, gymzalen, wijkcentra). Het pleidooi voor een scenario waarbij scholen en andere relevante partijen een inspanningsverplichting en een gezamenlijke verantwoordelijkheid krijgen opgelegd, krijgt enige bijval. Balemans bevestigt de kwetsbaarheid van sommige scholen en wil ze daarin (financieel) ondersteunen. Er moet goed nagedacht worden over hoe we het geld hiervoor zo effectief mogelijk kunnen wegzetten. Ik ben er geen voorstander van dit bij de gemeenten te leggen. De school vormt de spil in het maatschappelijk middenveld.

Extra taak
Vanuit politieke context is het noodzakelijk dat de wetgeving op een aantal gebieden (waaronder de verantwoordelijkheidsverdeling) veranderd en helder belegd wordt. Met de komst van voor- en naschoolse opvang is het nodig een en ander beter op elkaar af te stemmen. Tegelijkertijd wil Balemans ook voorkomen dat er een wet komt die veel te veel dichttimmert en uiteindelijk eerder belemmerend werkt in plaats van autonomie en ruimte voor een schooleigen invulling creert. Een van de aanwezigen benoemt de druk van wetgeving op scholen. Het nemen van verantwoordelijkheid voor het overblijven wordt steeds meer afgeknepen door regelgeving. Door de verantwoordelijkheid bij de school te leggen, komt er een extra taak bij. Niet alleen financieel-administratief, maar ook wat betreft de kwaliteit van het overblijven. Datgene wat plaatsvindt onder regie van en op scholen, vinden de ouders ook daadwerkelijk horen bij de kwaliteit van de school als geheel. Als school met je je dus wel met de kwaliteit bezighouden. Maar om de kwaliteit te waarborgen, moet helder zijn om welke kwaliteitscriteria het gaat. Alle aanwezigen zijn het er over eens dat kwaliteit en professioneel handelen belangrijk is, maar wat wordt verstaan onder professionaliteit? Duidelijk is dat niet iedereen daar hetzelfde beeld bij heeft. Balemans zelf stelt zich daarin soepel op. Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. Ambities en affiniteit moet je kunnen benutten. Zo kan een leerkracht die goed gitaar speelt, naschoolse activiteiten op dat terrein verzorgen als hij dat wil. Deze opmerking levert nogal wat kritiek op. Naschoolse opvang vereist medewerkers die specifiek daarin gediplomeerd zijn en dus bijvoorbeeld een SPW-opleiding hebben afgerond. Leerkrachten moeten onderwijs geven en geen opvang, is de mening van meerdere schoolleiders. Scholen moeten de opvang niet zelf inhoudelijk gaan invullen. Professionaliteit betekent ook dat de opvangtaak niet neergelegd moet worden bij vrijwilligers.

Juiste voorwaarden
Voor de uitwerking van de kabinetsplannen is de Onderwijsraad om advies gevraagd en is het CPB gevraagd een macro-economische analyse uit te voeren om het bredere effect op ondermeer de arbeidsparticipatie aan te geven. Beide adviesaanvragen moeten in februari 2006 beschikbaar zijn, waarna het kabinet in maart/april op basis van de adviezen een stappenplan opstelt. Inclusief besluitvorming over het financile kader. Eind 2006 moet het wetgevingstraject rond zijn. Tot die tijd zijn scholen vrij zelf al invulling te geven aan de kabinetsplannen. Belangrijk is dat de overheid scholen ondersteunt en de juiste voorwaarden creert voor een gezonde vorm van ondernemerschap. De meeste zorgen liggen echter niet bij de aanlooptijd in 2006, maar bij de voorgenomen ingangsdatum 1 januari 2007. De aanwezigen vinden deze niet haalbaar, als niet aan alle noodzakelijke randvoorwaarden is voldaan. En dat kost tijd. In de aanloopperiode tot de invoeringsdatum moet een aantal principile keuzes gemaakt worden over hoe opvang te regelen is:

o de huisvesting moet goed worden toegerust voor opvang, dit punt heeft hoge prioriteit;
o de scholen faciliteren de opvang;
o externe allianties moeten onderzocht worden als de school de regie neemt en uitvoering uitbesteed in samenwerking met andere scholen, kinderopvangorganisaties of gemeente;
o kleine scholen of scholen die het (nog) niet kunnen realiseren moeten een overeenkomst treffen met een andere school of externe partners;
o er moet een landelijk dekkend netwerk van dagarrangementen ontstaan, zodat ouders de mogelijkheid hebben een school-opvangcombinatie te kunnen kiezen in hun woonomgeving.

Aandacht
Hoewel de vraag of opvang wel of niet de verantwoordelijkheid van de school moet worden, niet meer speelt de motie is immers aangenomen uiten enkele schooldirecteuren toch hun zorgen. Anderen zijn blij dat hiervoor nu eindelijk ook in Nederland aandacht is. Waar het nu vooral om gaat is hoe je van de maatschappelijke wenselijkheid van voor- en naschoolse opvang een passend systeem maakt, dat recht doet aan het opgroeiende kind en dat de nodige stimulansen en ankers biedt voor zijn of haar ontwikkeling? Scholen willen hierover meedenken en erbij betrokken worden. Dit is de eerste keer dat de politiek vr de invoering van een nieuw systeem in gesprek gaat met degenen die het moeten uitvoeren. Dit is ook voor de toekomst zeer te bepleiten, zegt een van de aanwezige schoolleiders. Hoe constructief en verhelderend de bijeenkomst ook geweest mag zijn, daarmee zijn we er nog niet. Naast inhoudelijke uitwisseling van standpunten, heeft de bijeenkomst gelukkig ook nog een tweede opbrengst opgeleverd. Acht mensen hebben zich bereid getoond gezamenlijk een werkgroep te formeren onder leiding van AVS om verder na te denken over de randvoorwaarden en te laten zien hoe het zou kunnen. Zoals Gardner het ooit eens verwoordde: We worden allemaal geconfronteerd met een reeks grootse kansen, op schitterende wijze vermomd als onoplosbare problemen. Laten wij het ook zo zien.

Auteur: Nicole van Dartel, Heike Sieber en Michiel Wigman
Verder in dit nummer
Kader Primair 5 – Januari 2006

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.

Gerelateerd nieuws