Scheidslijn tussen managementtaken en leiderschapstaken niet altijd eenduidig Invoering van bovenschools management of een andere wijziging in de directiestructuur vraagt om bezinning op de directietaken en functies binnen de organisatie. Deze bezinning kan leiden tot een aanpassing van het functiebouwwerk op bestuursniveau. Een belangrijke vraag daarbij is: heeft de school behoefte aan een leider, of aan een manager?
De functie van directeur, of bovenschools directeur, is in het geheel niet eenduidig. De ene directeur kan een wezenlijk andere taak hebben dan zijn collega binnen een vergelijkbare schoolorganisatie. Het verschil berust op de keuzes die gemaakt worden ten aanzien van wie de organisatie stuurt, leidt en organiseert. Grofweg kan de taakinhoud van de bovenschoolse directeur verdeeld worden in leiderschapstaken en managementtaken. De leiderschapstaak van de directeur richt zich op beleidsontwikkeling voor de school een koers bepalen voor de school. Dit beleid speelt zich af op het terrein waarvan op bestuursniveau of op bovenschools managementniveau is beslist dat dit de beleidsvrije ruimte is voor de scholen. De directeur opereert hierin als leider. Hij stelt doelen voor de school op basis van een bepaalde visie en stippelt de weg uit om deze visie operationeel te maken. Hij neemt in deze rol de personeelsleden mee in het zich richten op de koers, het enthousiasmeren, het de neuzen één kant op krijgen, et cetera. De leiderschapstaak van de bovenschoolse directeur is vergelijkbaar met die van de directeur op de school, deze taak strekt zich uit over meerdere scholen. De managementtaak van de bovenschoolse directeur richt zich op de organisatie van de school of scholen, het consolideren van veranderingen, het vertalen van het schoolbeleid naar tactisch en operationeel beleid en het organiseren van de werkprocessen. Dit doet hij al dan niet georganiseerd in een managementteam. De scheidslijn tussen managementtaken en leiderschapstaken is niet altijd eenduidig te trekken. Dit is in feite ook niet nodig. Iedere bovenschoolse directeur heeft in de praktijk een mix van taken. Wel is het, bij het beschrijven van de functie van directeur en van bovenschoolse directeur, van belang om bewust te zijn van het onderscheid en stil te staan bij de vraag of de organisatie overwegend een leider nodig heeft of dat de rol van manager meer tegemoet komt aan de behoefte. De beantwoording van deze vraag is sterk afhankelijk van de vraag welke taak het bovenschools management zich stelt en wat de visie is van bestuur en/of bovenschoolse directie ten aanzien van de autonomie van scholen. Met andere woorden, wanneer de bovenschoolse directie zich tot taak stelt de strategische koers invulling te geven met tactisch en operationeel beleid, bestaat er weinig beleidsruimte bij de scholen. Op de school zal dan meer een manager dan een leider nodig zijn. Indien er op bovenschools niveau uitsluitend een globale koers wordt uitgezet en het bovenschools management zichzelf als taak stelt de directeuren te ondersteunen en te faciliteren, leidt dit op de school tot de directeur als leider en minder als manager. Dit leidt er overigens toe dat op de school dan waarschijnlijk ook de behoefte gaat bestaan aan een functie die de managementtaken in zich herbergt. Uiteraard is het gekozen bestuursmodel op zijn beurt weer van invloed op de vraag of er een bovenschoolse directie bestaat, dan wel een bovenschools managementteam. Zoals uit het bovenstaande blijkt, zal bij het creëren van een functiebouwwerk de rol van de bovenschoolse directeur goed tot uiting moeten komen. Wanneer veel functies beschreven moeten worden, is het raadzaam om bij de directiefuncties te beginnen. Wanneer deze functies goed beschreven zijn, kunnen vervolgens de overige functies hierop aansluiten qua taken en qua verantwoordelijkheden. Kader Primair 8 – april 2007
Tekst Jannita Witten
| 
|