Naar schatting 65 procent van de basisschoolleerlingen van vandaag zullen later gaan werken in beroepen die nu nog niet bestaan. Tegelijkertijd leiden we nu duizenden leerlingen op voor banen die in de nabije toekomst verdwijnen door automatisering. Wat moet het onderwijs doen om jongeren toekomstbestendig te maken? Dat is de centrale vraag van een onderzoek van prof. dr. Paul A. Kirschner, universiteitshoogleraar bij de Open Universiteit. Het rapport ‘Het voorbereiden van leerlingen op (nog) niet bestaande banen’ is in augustus 2017 gepubliceerd.
Kirschner constateert dat er onduidelijkheid is over welke kennis, vaardigheden en attitudes nodig zijn voor het wapenen van jeugdigen tegen het probleem van het ‘voorbereiden op (nog) niet bestaande banen’ en de gevolgen daarvan. De hoogleraar vroeg een groep experts, bestaande uit onderzoekers, personeelsmanagers, onderwijsmanagers en onderwijsgevenden, waaraan het onderwijs zou moeten werken om de leerlingen van vandaag toekomstbestendig te maken. De ideeën die dat opleverde, liet hij vervolgens scoren op het belang en de haalbaarheid ervan. Daaruit blijkt dat veranderingen die als zeer belangrijk worden beschouwd, lang niet altijd makkelijk te bereiken zijn. Het meest belangrijk vinden de experts ruimte voor reflectie, het stellen en bereiken van persoonlijke doelen, leren in levensechte situaties en kritisch denken. Radicaal ingrijpende ideeën, zoals ‘herontwerp de school’, vinden de experts zowel weinig belangrijk als weinig haalbaar. En de typische 21e-eeuwse vaardigheden, zoals informatievaardigheden, hebben volgens de experts helemaal niet zo’n hoge prioriteit, maar kunnen wel eenvoudig bereikt worden. Wat wel zeer belangrijk werd gevonden is een degelijk kennis- en vaardigheidsbasis.
21e-eeuwse vaardigheden
Wat er precies met 21e-eeuwse vaardigheden bedoeld wordt is niet duidelijke en eenduidig. Deze vaardigheden waren volgens het onderzoek ook al in de 20e of zelfs in de 19e eeuw noodzakelijk. De enige vaardigheden die echt als 21e-eeuws aangemerkt kunnen worden zijn:
– Informatiegeletterdheid: het kunnen zoeken, identificeren, evalueren (van de kwaliteit en betrouwbaarheid van bronnen) en effectief gebruiken van verkregen informatie en
– Informatiemanagement: het kunnen vastleggen beheren en delen van verkregen informatie
Volgens de onderzoeker is het belangrijker te spreken over ‘toekomstbestendig leren’. Het onderzoek wijst erop dat het onderwijs hier een belangrijke taak in heeft, maar het de vraag is of het hiervoor voldoende is uitgerust.
Het rapport van prof. dr. Paul Kirschner is het resultaat van een onderzoek in het kader van NIAS-fellowship mogelijk gemaakt door NSvP-Innovatief in Werk.
Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.