Eens over onderwijskwaliteit Amsterdam

Staatssecretaris Dijksma heeft onderwijswethouder Lodewijk Asscher van de gemeente Amsterdam en de besturen van de basisscholen uit Amsterdam inmiddels gesproken over de `Asscher-norm´. Deze eigen kwaliteitseisen van de wethouder – hoger dan die van de inspectie – schoten bij de schoolbesturen in het verkeerde keelgat. Net als de manier waarop Asscher cijfers naar buiten bracht van, volgens zijn maatstaven, zwakke scholen (zie Kader Primair 5, januari 2010). De partijen hebben afgesproken in onderling overleg een nieuwe set van gezamenlijke ambities te ontwikkelen, die op een transparante manier maatwerk per school mogelijk maakt.

Doel van het gesprek was het herbevestigen van de ambitie van alle betrokken partijen om het best mogelijke onderwijs aan Amsterdamse kinderen te bieden. De betrokken partijen onderschreven die ambitie in het gesprek met de staatssecretaris. Dankzij de inspanningen van leerkrachten, schoolleiders, schoolbesturen en de gemeente zijn de afgelopen jaren goede resultaten geboekt bij de verbetering van het Amsterdamse basisonderwijs. Dit kwam tot uiting in het terugdringen van het aantal zwakke basisscholen in Amsterdam, waarover eerder gezamenlijke afspraken zijn gemaakt.
Alle betrokkenen zijn het erover eens dat het belangrijk blijft om de onderwijskwaliteit verder te verbeteren. Daarom zullen verdere afspraken gemaakt worden om scholen uit te dagen en te motiveren de kwaliteit verder te verbeteren. De door Asscher geformuleerde ambities voor de kwaliteit van basisscholen gaan verder dan de inspectienormen. Deze ambities liggen momenteel op het terrein van de Cito-score, het percentage kinderen dat niet meetelt in het Cito-gemiddelde en het percentage leerlingen met een havo/vwo-advies. De schoolbesturen vinden dat de gemeentelijke ambities inhoudelijke verbetering behoeven. Zo wordt onvoldoende rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van scholen. Daarom hebben de partijen afgesproken in onderling overleg een nieuwe set van gezamenlijke ambities te ontwikkelen, die op een transparante manier maatwerk per school mogelijk maakt. Gemeenschappelijk uitgangspunt daarbij is en blijft dat het ambitieniveau waar iedere school zich op moet richten, onverminderd hoog blijft.

Referentieniveaus
De betrokken partijen hebben afgesproken om te bekijken welke rol de referentieniveaus voor de Nederlandse taal en rekenen bij de Amsterdamse onderwijsambities kunnen spelen. Dijksma zal een inhoudelijke en een bescheiden financiële bijdrage leveren om te verkennen in hoeverre het betrekken van de referentieniveaus invloed heeft op het realiseren van de gestelde ambities voor kwaliteitsverbetering. Dijksma: “Het gezamenlijk hanteren van extra ambities om de kwaliteit te verbeteren is een goede stimulans; het zet een kader neer om scholen duidelijk richting te geven welke kant het op moet met het onderwijs. Natuurlijk worden scholen door de Inspectie van het Onderwijs beoordeeld aan de hand van het voldoen aan de onderwijswetgeving. Dat oordeel is voor mij maatgevend.”

René Peeters, namens de gezamenlijke Amsterdamse schoolbesturen: “Het was een constructief gesprek. We gaan op zoek naar nieuwe ambities die meer recht doen aan de verschillen tussen scholen. Het gaat ons daarbij vooral om de toegevoegde waarde van het onderwijs per leerling. We hebben met tevredenheid vastgesteld dat de staatssecretaris bevestigt dat de inspectienormen de enige formele norm zijn waar scholen door de overheid op afgerekend kunnen worden.”

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.