‘Een tablet kun je opzij leggen, maar een robot kijkt je aan’

Flexibeler onderwijs, maatwerk en plaats- en tijdonafhankelijk leren. Om innovatief te zijn, is het cruciaal de kwaliteit van de ict-infrastructuur op peil te houden. Ook het gebruik van robots wordt onderzocht. Wat betekent dit voor de vaardigheden van leraren en leerlingen? Enkele voorbeelden uit de praktijk.

Zora is de ideale lerares. Ze heeft eindeloos geduld en legt met liefde voor de tiende keer hetzelfde uit. Alleen is Zora een robot – bekend uit de zorgsector – die wiskunde uitlegt aan twee vmbo-t brugklassen van scholengemeenschap Thamen in Uithoorn. “We onderzoeken hoe kinderen reageren op een robot en wat ze ervan leren. De menselijke verschijning van een robot spreekt kinderen aan”, merkt VUonderzoeksleider Elly Konijn. Ze denkt dat robots daarom effectiever zijn dan tablets. “Een tablet kun je opzij leggen, maar een robot kijkt je aan, praat tegen je. Je moet wel reageren, zeiden kinderen in de klas. Heb je wel eens iemand zien knuffelen met een tablet? Bij Zora gebeurt dat wel.” In drie lessen behandelt Zora een wiskundehoofdstuk. Ze geeft individueel instructie, werkt samen aan opdrachten en oefent tafels met leerlingen. Konijn voorziet dat robots binnen vijf tot tien jaar ondersteuning bieden aan kinderen die extra uitdaging of oefening nodig hebben. “Denk aan kinderen die zich moeilijk kunnen concentreren of met autisme.”
Zora geeft op verschillende manieren uitleg. “Voor een leraar is het misschien saai om iets voor de derde keer uit te leggen. Voor een robot is het geen enkel probleem om het een vierde keer te doen.” Een robot is wel geduldig, maar niet vaardig in het omgaan met nieuwe situaties. “Zora ook nog niet, maar er zijn robots die via kunstmatige intelligentie adaptief reageren op verschillende communicatiestrategieën”, weet Konijn. Toch zal een robot nooit de leraar kunnen vervangen, meent de onderzoeker. “Hij kan routinematige taken overnemen, waardoor een docent zich kan concentreren op de inhoud van zijn vak.”

Onderzoekend leren
Robots maken maatwerk en flexibel leren mogelijk. Ook basisschool Christoffel in Den Haag werkt aan flexibeler leren bij wereldoriëntatie via de Smart Education Hub, een project van Samsung. Leerlingen van groep 7 en 8 bereiden zich niet langer met een boek en soms een filmpje voor op een toets. “Kinderen werken samen en beantwoorden via onderzoekend leren vragen in de Smartcube in de hal”, vertelt schoolleider Chantal de Booy. Een houten ruimte met banken en tafels om samen te werken met dertig tablets, touchscreens en grote schermen om informatie op te zoeken en te verwerken. Een soort ‘live lab’ waarin leerlingen en leerkrachten kunnen experimenteren, leren en innoveren. “We hebben hiervoor gekozen om kinderen om te leren gaan met de grote hoeveelheid informatie die er online op te zoeken is via verschillende devices.” Kinderen zitten graag in de Smartcube en zijn er gericht aan het werk, ziet ze. “Je ziet de motivatie stijgen, kinderen onthouden beter wat ze onderzoeken en bij de eindpresentatie zie je dat ze hun verhaal vertellen in plaats van voorlezen.”

De acht betrokken leerkrachten zijn vooral procesbegeleider bij de samenwerking van leerlingen. Dat vraagt andere vaardigheden. “Hoe vind je informatie, waar kun je zoeken op internet, hoe gebruik je Excelbestanden? Collega’s kunnen zich aan elkaar optrekken. Daarnaast krijgen we via Innofun uren om leerkrachten te coachen. Ze kiezen zelf welke vaardigheden ze willen ontwikkelen. Wat kan ik met de apps die we hebben bijvoorbeeld.”
Wat vraagt het van De Booy als schoolleider? “Je moet erin investeren. Het vraagt tijd van leerkrachten, die compenseren we in het taakbeleid. Daarnaast moet je heel goed in je begroting kijken. De devices die we nu hebben zijn over drie jaar verouderd.”

Digibete docent
Christoffel vormt een uitzondering. Want tijdgebrek is nu net de reden dat veel leraren niet zo digitaal vaardig zijn, merkt Arnoud Kuijpers, leraar Nederlands van het jaar in 2015 en werkzaam bij het Candea College in Duiven. “Mijn school geeft workshops en lezingen over ict. Er zijn uitzonderingen,maar jemerkt dat zowel de jonge als oude garde er eigenlijk niet mee aan de slag wil. Dat heeft te maken met werkdruk en tijdgebrek om nieuwe dingen op te pakken.” Scholierenorganisatie Laks opende onlangs het meldpunt ‘Help! Mijn docent is digibeet’ voor de grootste ict-ergernissen. Met de uitkomsten willen ze aangeven welke ict-vaardigheden docenten minimaal moeten beheersen. Via de app Onze Les, bedacht door een Nationale DenkTank van 24 pas afgestudeerde academici, kunnen scholieren de les van een docent in bredere zin beoordelen. Kuijpers: “Het is belangrijk om leerlingen te vragen wat goed onderwijs is. Sommigen kunnen goedmet die verantwoordelijkheid voor feedback omgaan, anderen niet. Als ze een slecht cijfer hebben gehad, zal ik bij sommigen minder goed scoren.” Zelf is Kuijpers, die ook workshops aan collega’s geeft over ict-gebruik in de klas, wel heel actief met blended learning: een combinatie van online en offline leren die plaats- en tijdonafhankelijk leren mogelijk maakt. Hij gebruikt flipping the classroom – leerlingen kijken thuis een instructiefilmpje op YouTube – en apps ter afwisseling van lessen. “Het voordeel van flipping is dat je direct met actieve werkvormen aan de slag kunt.” Ook werkt hij met de app Nearpod, een soort powerpointpresentatie.
“Je kunt er filmpjes in zetten en vragen, die leerlingen beantwoorden via hun mobiel.” Voor online toetsen gebruikt Kuijpers de app Socrative. “Ik zie direct wat elke leerling scoort en wie wat wel en niet snapt. Ik kan individueel of klassikaal extra uitleg geven of leerlingen laten kiezen voor extra opdrachten.” Hij vindt het belangrijk dat leerlingen een manier van leren kiezen die ze prettig vinden. “De helft leert alleen nog via video, de andere helft juist alleen uit het boek omdat ze dat prettiger vinden.” Het digitale onderwijs heeft niet direct invloed op de resultaten. “Ze leren niet minder, maar het is ook niet zo dat ze beter scoren.”

Dag en nacht online
Leerlingen gedragen zich niet altijd even handig op internet en sociale media. Dat merkten ze ook bij de opleidingen Veiligheid en Vakmanschap (VeVa), die opleiden voor Defensie, van het Koning Willem I College in Den Bosch (mbo). “Pesten, ruzies uitvechten, sexting en foto’s van jezelf online zetten met veel bier in legertenue. Dat is als student, burger en militair niet handig”, vertelt Anouk van Butselaar, mediacoach en docent Sociale vaardigheden & mentale weerbaarheid.
Daarom is de app VeVaSmart ontwikkeld, een combinatie van burgerschapsvorming en mediawijsheid. “Het thema Vitaal & gezond gaat erover dat sommige jongeren dag en nacht online zijn. Hun slaap en waakritme raakt in de war uit angst iets te missen op sociale media of omdat ze urenlang gamen en achter die computer fastfood eten. Bij Politiek gaat het over wat wel en niet mag op internet. Op sociaal-cultureel gebied gaat het over pesten en niet bij de groep horen”, legt Van Butselaar uit. Op hun telefoon of tablet beantwoorden leerlingen vragen via de app. De docent kan de les naar eigen inzicht online aanpassen en de lesstof geheel via de app of in combinatie met een geprinte syllabus met QR-codes geven. “We willen ze kritisch laten nadenken over het gebruik en effect van sociale media. Soms zijn het simpele vragen als ‘leg je je mobiel op tafel tijdens het eten, of neem je hem mee naar de wc’? Ook gaat het om meningsvorming: wat zou je wel en niet over vluchtelingen op internet zetten als je op missie naar Griekenland zou gaan?” Antwoorden verschijnen op het smartboard in het klaslokaal om bijvoorbeeld in een groepsdiscussie te behandelen. VeVaSmart werpt zijn vruchten af, merkte Van Butselaar. “Een docent kondigde in een groepsmail een toets aan, waarop een leerling de docent per mail uitschold. De rest van de groep corrigeerde hem: doe normaal. Het is heel wat om op die leeftijd een klasgenoot op zijn gedrag aan te spreken.”

Van boek naar mooc
Het zijn massale, interactieve cursussen of colleges in het hoger onderwijs. Ze zijn voor iedereen vrij toegankelijk en vinden online plaats: massive open online courses (Moocs). Daarnaast bestaan er Spocs: small private online courses, die juist alleen op uitnodiging te volgen zijn. De Erasmus School of Economics lanceerde eind vorig jaar de Mooc Econometrics. “Er zijn wereldwijd weinig opleidingen waar aandacht is voor Econometrie, terwijl er wel belangstelling is voor deze kennis”, vertelt Philip Hans Franses, hoogleraar Toegepaste econometrie bij de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Dat blijkt: 18 duizend mensen wereldwijd zijn met de Mooc Econometrics bezig. “We hebben het in een jaar ontwikkeld. Thema’s uit ons boek met Econometrische modellen hebben we verwerkt in de Mooc.”

‘het scherpt je didactiek aan omdat je leert begrijpen wat studenten moeilijk vinden’
Franses leert er zelf ook van door naar de discussies tussen studenten via het bijbehorende webforum te kijken. “Het scherpt je didactiek aan omdat je leert begrijpen wat studenten moeilijk vinden. Ook is het voor studenten via het social platform makkelijker om docenten te benaderen met een vraag”, merkt hij. De universiteit gebruikt de Mooc nog niet in het eigen onderwijs. “Maar we denken erover om het als een soort flipping the classroom in onze opleidingen toe te passen.” Franses ziet ook mogelijkheden van Moocs voor het (voortgezet) onderwijs. “Denk aan het bewijzen van de stelling van Pythagoras bij wiskunde of uitleg over werkwoordvervoegingen bij talen.” 

Links

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.