Het klinkt zo vanzelfsprekend dat elke school een directeur heeft, toch wordt dat steeds mínder vanzelfsprekend. Het aantal schooldirecteuren in Nederland daalt gestaag en een stijging zit er in de nabije toekomst niet aan te komen. De AVS luidt de noodklok. Niet in de laatste plaats omdat schoolleiders meer verdienen dan dat ze nu krijgen.
Het aantal directeuren in het basisonderwijs is al sinds 2016 aan het dalen en ook de komende jaren zal het aantal vacatures voor schoolleiders fiks toenemen, luidt de verwachting van de AVS. Er gaan nogal wat schooldirecteuren binnenkort met pensioen en er staan maar weinig jonge collega’s te trappelen om in hun voetsporen te treden. Komend jaar moet maar liefst één op de twintig basisscholen het zonder directeur stellen.
Is dat erg? Een school zonder directeur is als een schip zonder kapitein, vat AVS-adviseur Tom Roetert samen. Roetert werkt niet alleen voor de AVS, maar zit ook in de raad van bestuur van een stichting met zo’n twintig scholen. “Vanuit goed werkgeverschap vind ik dat iedere leraar recht heeft op een directeur. Een goede schoolleider is aanwezig en zorgt ervoor dat iedereen zich gezien voelt. Zo iemand houdt het welzijn van zijn personeel in de gaten. Er is daardoor vaak minder ziekteverzuim. Uit ervaring weet ik dat scholen met een prima werksfeer minder problemen hebben met het vinden van voldoende personeel. Daar wíllen mensen graag werken. Bovendien is een goede schooldirecteur beter in het vinden van nieuwe leraren.”
Behoud van personeel, het voorkomen van uitval en het aantrekken van nieuwe medewerkers: in tijden van het lerarentekort moet je dit allemaal goed in de vingers hebben wil je als school het hoofd boven water kunnen houden. En juist de schoolleider vervult hierin een sleutelpositie. Daarnaast kun je onderwijskundig als school eigenlijk niet zonder gedegen leiderschap, vindt Roetert. “Een goede directeur maakt van een matige school een goede school en zorgt ervoor dat dat vijfje in een zes verandert. Hij moet leraren aan het werk zien en zelf regelmatig lessen bijwonen om goed zicht te houden op de kwaliteit van het onderwijs en het lesgeven. Alleen dan kan de schoolleider zijn medewerkers goed beoordelen. Op deze manier weet de directeur ook wat nodig is aan bijscholing en hij is aanwezig als er trainingen of cursussen gegeven worden. Onderwijskundig leiderschap is misschien wel de kerntaak van schoolleiderschap.”
Wat Roetert betreft mag er meer waardering komen voor het vak van schoolleider. Desalniettemin signaleert hij de trend dat steeds meer scholen hun directeur moeten delen. Roetert, die bij de AVS de training Meerscholendirecteur geeft, ziet dat sommige schoolleiders daarbij in de knel komen. “Als directeur ben je het gezicht van de school, ook naar buiten toe. Hoe doe je dat dan als ouderavonden gelijktijdig plaatsvinden? En hoe pak je dat aan met sinterklaasvieringen of Kerst? Je kunt maar op een plek tegelijk zijn en dat lukt niet altijd. Dat kan voor stress zorgen. Niet voor iedereen. Er zijn ook schoolleiders die genieten van hectiek.”
“Iedere situatie is bovendien anders. Heb je twee scholen onder je met uiteenlopende onderwijsconcepten of een heel andere sfeer in het team, dan is dat veel ingewikkelder dan wanneer scholen op elkaar lijken. Heb je een goede Interne Begeleider (IB’er) en prima leerkrachten op een klein schooltje? Dan lukt het ook nog wel. Maar directeur zijn op een grote school met tientallen nationaliteiten is iets heel anders dan directeur zijn van een kleine plattelandsschool. En zelfs dán nog moet je het schoolleiderschap niet onderschatten. Als directeur van een school met zeshonderd leerlingen geef je in basis leiding aan een miljoenenbedrijf en sta je aan het hoofd van een team met algauw 25 tot 40 medewerkers. Dat brengt behoorlijke verantwoordelijkheden met zich mee.”
“Toch ontkom je er niet altijd aan dat scholen soms een directeur moeten delen,” geeft Roetert aan. “Zoals een school met tweehonderd leerlingen en twaalf leerkrachten voldoende heeft aan alleen een directeur (zonder adjunct), zo is het financieel minder efficiënt om op een school met 45 leerlingen een fulltime directeur aan te stellen. Dat moet een combinatiefunctie worden van een leerkracht met directietaken of je plaatst een school onder een meerscholendirecteur.”
De functie van schoolleider is over het algemeen echter niet iets wat je er zomaar even bij doet, benadrukt Roetert. En dat hoeft gelukkig ook niet. “ De Wet op het Primair Onderwijs (WPO) stelt budget beschikbaar om op elke school een directeur aan te stellen,” legt AVS-adviseur Paul van Lent uit. In de praktijk pakt dat echter nogal eens anders uit. Scholen delen een directeur of hebben helemaal geen schoolleider meer, omdat er een tekort bestaat. De rol van schoolleider kent geen wettelijk bescherming. En dáár moet verandering in komen, aldus Van Lent. “De rol, positie en verantwoordelijkheden van de schooldirectie zijn van dusdanige zwaarte en zo van cruciaal belang voor het schoolniveau dat die beter verankerd moeten worden in de wetgeving. Daarom schreef de AVS juni jongsleden een brief aan demissionair onderwijsminister Slob en de Tweede Kamer-leden met de vraag om de wet aan te passen.”
Het schoolleiderschap verdient meer wettelijke bescherming dus. Maar waarom? Van Lent die tot het voorjaar van 2020 betrokken was bij de cao-onderhandelingen, vertelt dat de AVS op basis van die onderhandelingen verwacht had dat de toen nieuwe functieomschrijvingen financieel gezien een stap vooruit zouden betekenen voor de schooldirecteuren. Dat pakte in de praktijk anders uit. “Op een groot aantal plekken is de directeur bij de nieuwe inschaling iingedeeld op D12 in plaats van D13. Of soms zelfs op D11. Een directeur in D11 past eigenlijk alleen op de winkel. Daar liggen de verantwoordelijkheden geheel bij het bestuur en dat komt in de praktijk nooit voor. Iedere directeur is integraal leider, bezig met én verantwoordelijk voor het schoolplan en het meerjarenbeleid van zijn school. Dat betekent dat hij zelfs niet in D12 maar in D13 of D14 moet zitten. D12 is voor directeuren waar veel taken bij het bestuursbureau liggen. Datzelfde geldt voor de adjunct-directeur, die bij uitgebreide bevoegdheden in A11 of A12 moet worden ingeschaald.”
De ruimte die in de cao-afspraken zit, wordt bij de omzetting van de oude DC-schalen naar D-schalen minimaal benut, stelt Van Lent. Uit een AVS-peiling (februari 2021) onder achthonderd (adjunct-)directeuren blijkt dat bijna 70 procent van de respondenten in een D12-schaal zit en slechts 17 procent in een D13, terwijl voorheen circa 35 procent in de DC-schaal zat. In de praktijk wordt soms ‘gegoocheld’ om schoolleiders zo laag mogelijk in te schalen. “Je ziet dat beleidsmedewerkers op het bestuursbureau soms bevoegdheden weghalen bij de directeur,” licht Van Lent toe. “Ook de functie van adjunct staat al langer onder spanning. Op sommige scholen verdwijnt de adjunct-directeur en komt daar een locatiemanager of -leider voor in de plaats. Zo kan het gebeuren dat een leraar tot locatiemanager wordt benoemd en er directeurstaken bij krijgt zónder dat daar meer salaris tegenover staat. Waarom zou je er dan die verantwoordelijkheden bij nemen?”
Van Lent vindt het een kwalijke zaak dat schooldirecteuren in de praktijk vaak verantwoordelijk zijn, maar officieel op papier niet. “Dan is er een groep beleidsmedewerkers op het bestuursbureau die bevoegdheden naar zich toe trekt. Maar de verantwoordelijkheden worden er voor de directeur in de praktijk niet minder op. Want die beleidsmedewerkers houden geen functionerings- en beoordelingsgesprekken. Zij zijn niet op de scholen aanwezig.”
Kortom, schoolleiders verdienen letterlijk en figuurlijk meer. En dat komt ook omdat het vak er de laatste jaren niet makkelijker op is geworden. Roetert: “Zo’n twintig jaar geleden toen leraren en schoolleiders nog ambtenaren waren, hadden de meeste directeuren bijvoorbeeld geen financiële verantwoordelijkheden. Dat werd door het rijk geregeld of pakten de gemeenten op. Maar de begroting is iets wat schoolleiders er tegenwoordig vaak bij doen, waardoor de verantwoordelijkheden groter zijn geworden.” “Het is belangrijk dat elke directeur en adjunct-directeur goed ingeschaald wordt, zeker met alles wat hij op zijn bordje heeft. Het vak wordt steeds zwaarder,” onderstreept Van Lent. “Welke thema’s er maatschappelijk ook langs komen, ze worden altijd op het bordje van het onderwijs gelegd.”
Veel schoolleiders hebben de laatste salarisinschaling als teken van onderwaardering ervaren, zo blijkt uit de AVS-enquête van afgelopen februari. Ze zien het als een verslechtering van een eerlijk salarisperspectief, dat geen recht doet aan de verantwoordelijkheden en complexiteit van hun werk. De huidige directeuren krijgen echter nog een toelage op hun salaris, omdat ze niet minder mogen gaan verdienen. Maar voor hun opvolger gaat dat niet op. De nieuwe inschaling pakt dus vooral voor een nieuwe generatie schoolleiders slecht uit en dat terwijl die nieuwe schoolleiders al niet aan te slepen zijn. Zo geeft 76 procent van de respondenten van de AVS-enquête aan dat hun bestuur de komende vier jaar een vacature voor schoolleider verwacht. Daarbij wordt naar verwachting 62 procent van de aanstaande schooldirecteuren ingeschaald op D12. Echter, 42 procent van de respondenten geeft aan dat er bij hun bestuur nú al vacatures zijn voor schoolleiders. 63 procent kan daarbij een salaris op D12-niveau verwachten.
De AVS vreest dat de slechte betaling nadelig uitpakt voor de status van het beroep. “Het schoolleiderstekort is al groot. Schoolbesturen zouden moeten beseffen dat een dergelijk zware functie goed beloond moet worden. Goedkoop is duurkoop”, waarschuwt Van Lent. “In deze krappe arbeidsmarkt krijg je straks niemand meer, die voor dit salaris schoolleider wil zijn. En financieel kan het uit. Het schoolleiderschap is gewoon opgenomen in de bekostiging en vaak is er ook nog ruimte voor een adjunct-directeur.”
Nieuwe cao
De werkgevers en vakbonden hebben een akkoord gesloten over een nieuwe cao voor het primair onderwijs. Alle medewerkers krijgen er 2,25 procent salaris bij. Deze loonsverhoging gaat met terugwerkende kracht in vanaf 1 januari 2021. Daarnaast is afgesproken dat de eindejaarsuitkering eenmalig stijgt met 0,2 procent tot 6,5 procent. Deze loonsverhoging was het maximum haalbare, meer geld had het ministerie van Onderwijs niet beschikbaar gesteld voor 2021. Dat alle lonen in het primair onderwijs er in 2021 wat bij krijgen, is mooi. Maar wat de AVS betreft is dat niet genoeg. Ook in 2022 zet de AVS aan de cao-tafel de discussie voort over het maken van betere loonafspraken specifiek voor schoolleiders.
Interessant?
Dit artikel stond in Kader, het vakblad voor schoolleiders, dat AVS-leden maandelijks ontvangen. AVS komt op voor de belangen van schoolleiders in het basis- en voortgezet onderwijs. Word ook lid of abonnee, ontvang voortaan iedere maand een kersvers exemplaar in de brievenbus en versterk de positie van schoolleiders.