De huidige kritiek op het – tegenwoordig leidende – schooladvies ten opzichte van de eindtoets heeft onder andere te maken met de vermeende subjectiviteit van het oordeel van de betrokken leerkrachten. Gio Witjes, directeur van basisschool De Kameleon in Driel, is daar echter niet bang voor. “Wij volgen de kinderen alle jaren dat ze bij ons op school zitten. De leerkrachten weten hoe het kind het in de voorgaande jaren heeft gedaan, en ook hoe het hem de jaren erna vergaat. In groep 7 komen we met het bovenbouwteam tot een preadvies. Ik ben daar als schoolleider ook nauw bij betrokken. We doen het echt samen, dat geeft het advies meer kracht en maakt het minder persoonsafhankelijk. We nemen het hele palet mee: scores, maar ook de ontwikkeling en de leerhouding van het kind.” Vrees dat er vooroordelen over bijvoorbeeld het sociale milieu van het kind meeklinken in het advies heeft hij niet. “Er kijken drie of vier mensen mee. Bovendien heeft een kind acht jaar lang de tijd om zelf te laten zien wat het kan.”
Invloed leraar
Eva Feron, stafmedewerker bij de Onderwijsraad, doet promotieonderzoek naar de overgang van primair naar voortgezet onderwijs en de invloed van toetsen en leraren op leerresultaten. “Een leerkracht kent het kind al jaren, en beschikt naast de cijfers uit het leerlingvolgsysteem over heel veel informatie. Maar je weet nooit welke informatie hij gebruikt en welke niet. In internationaal onderzoek naar de verschillen tussen toetsscores en lerarenadviezen zien we een afwijking tussen de scores en het advies van de leraar. Er is ook onderzoek dat laat zien dat leraren bepaalde groepen leerlingen benadelen – bewust of onbewust. Bijvoorbeeld op basis van geslacht, geloof of etniciteit. Uit mijn eigen onderzoek blijkt dat ook in Nederland het opleidingsniveau van de ouders doorwerkt in het schooladvies. Maar waarom gebeurt dat? Is er sprake van bias? Dat zou oneerlijk zijn; kinderen met een gelijk IQ moeten gelijke kansen krijgen. Aan de andere kant: hoogopgeleide ouders kunnen hun kinderen beter helpen met schoolwerk, beschikken over meer middelen voor bijvoorbeeld bijles, zien meer het belang van een goede opleiding en zijn meer betrokken bij de school. Dat geeft hun kinderen meer kans om succesvol te zijn op school dan kinderen van laagopgeleide ouders. Hoe kun je dat als overheid corrigeren? Als je kijkt naar het niveau waarop kinderen in de derde klas van het vo presteren, dan zie je dat de leraar het niveau vaker juist voorspeld heeft dan de eindtoets.”
Gewicht thuisomgeving
Monique van der Meijde, directeur van de Arnhemse basisscholen De Laarakker en Kunstrijk, is open over het gewicht dat de factor ‘thuisomgeving’ krijgt in het schooladvies. “Een steunende thuisomgeving is belangrijk voor het uiteindelijke studiesucces van een kind. Dus kijken we ook naar de omstandigheden waarin het kind opgroeit. Daar ontkom je niet aan.” Op haar school gaat het daarbij echter niet zozeer om het niveau, maar vooral om het type school dat geadviseerd wordt. “Als we weten dat een kind van thuis geen hulp bij huiswerk kan verwachten, adviseren we een kleinschalige school, een school waar weinig huiswerk wordt gegeven of waar het op school kan worden gemaakt. Op ons niveau-advies hebben dit soort omstandigheden niet zoveel invloed, alhoewel het bij twijfel aanleiding kan geven om het advies naar beneden bij te stellen. Gelijke kansen betekent voor ons: kijken wat past bij het individuele kind.”
Peter Hulsen, directeur van de landelijke ouderorganisatie Ouders & Onderwijs noemt het ‘schimmig’ als scholen naast een schooladvies ook een plaatsingsadvies voor een bepaalde school geven. “Álle scholen zouden de morele plicht moeten voelen manieren te zoeken om leerlingen te begeleiden die thuis minder ondersteuning krijgen. Bijvoorbeeld door activiteiten met vrijwilligers. Nu beperken vo-scholen zich nog te vaak tot inzet binnen de formele lesuren. Natuurlijk: niet ieder kind gedijt goed op een montessorischool en het is goed als de basisschool meedenkt over welk type school het beste zou zijn voor een bepaalde leerling. Dat vraagt wel om een goede relatie met het gezin en de betrokken vo-scholen, en om veel zorgvuldigheid.”
’Het echte gesprek’
Dat het basisschooladvies nu leidend is, betekent voor het vo soms een grote omslag. Carlien Krist, onderwijsdirecteur havo/vwo bij Het Assink Lyceum (Haaksbergen) betreurt het dat ‘het echte gesprek’ dat haar school had met het toeleverende po, verdwenen is. “Wij hadden een heel goed contact met de basisscholen. Wij deelden de leerlingen nooit louter in op hun eindtoetsscores, maar keken juist naar de ontwikkeling in het leerlingvolgsysteem en naar de prestaties op het gebied van begrijpend lezen, spelling en rekenen. Onze kernteamleiders bezochten alle basisscholen en bespraken daar ieder kind dat naar ons toe zou komen. De eindtoetsscore kwam ook aan bod, maar was niet doorslaggevend. Bij twijfelgevallen boog de plaatsingscommissie zich over het kind. Die bestond uit teamleiders vo en basisschooldirecteuren. De leerkracht gaf een toelichting. Uiteindelijk gaf de commissie een bindend advies. Deze werkwijze functioneerde heel goed. Dat is nu allemaal weg. De basisschool geeft advies en wij moeten volgen. De teamleiders bezoeken de basisscholen nog wel, maar het echte gesprek is er niet meer.”
‘Megadruk’ vanuit ouders
Krist is ook niet gelukkig met het feit dat de eindtoets later in het jaar wordt afgenomen. “Als de score hoger is dan het schooladvies, leidt dat vaak tot megadruk vanuit de ouders. Vorig jaar werd van onze nieuwe leerlingen bij 6 procent het advies opgehoogd, dit jaar is dat al 10 procent. En wij kunnen ook hierin niets anders dan volgen. Ik ben heel benieuwd hoe deze leerlingen zich zullen ontwikkelen.”
Maar niet alle basisscholen hogen het advies makkelijk op, en het gaat niet overal om grote aantallen leerlingen. Basisschooldirecteur Van der Meijde: “Vorig jaar was er één gezin dat na een hogere Citoscore vroeg om een heroverweging van ons advies. Die ouders overtuigden ons met hun motivatie hun kind te helpen; we hebben het kind het voordeel van de twijfel gegeven.” Ze vervolgt: “We spreken alle ouders drie keer per jaar, waardoor het advies geen verrassing is. Het is goed onderbouwd. Voor ons is er niet zoveel veranderd nu de eindtoets niet meer leidend is.”
Basisschooldirecteur Witjes: “Soms is er een ouder die liever een havo- dan een vmbo-t-advies zou zien, maar als we ons advies toelichten gaan ze meestal wel met ons mee. Soms niet, maar dan blijven we bij ons advies. Alleen bij echte twijfelgevallen kan de heroverweging na een hogere eindtoetsscore ertoe leiden dat we het advies naar boven bijstellen. Dan kan die eindtoets net het omslagpunt zijn.” Ouders & Onderwijs kreeg vorig jaar signalen dat scholen soms weigeren hun advies te heroverwegen, ondanks de wettelijke plicht, vertelt Hulsen. “Als de eindtoets een hogere score oplevert dan het schooladvies, dan lijkt de basisschool dat vaak op zichzelf te betrekken, alsof zij een fout advies gegeven zouden hebben. Dat maakt een open gesprek over een heroverweging moeilijk. Voor ouders is het soms lastig om het advies aan te kaarten. Ze kennen hun positie en mogelijkheden niet altijd en zitten toch in een afhankelijkheidspositie. Bovendien: je wil niet met een vechtpartij het voortgezet onderwijs binnenkomen.”
‘Huidige advies onvoldoende stabiel’
Er gaan nu stemmen op, onder andere in de Tweede Kamer, om basisscholen te verplichten hun advies op te hogen als de eindtoetsscore (hoger dan schooladvies, red.) daar aanleiding toe geeft. Ouders & Onderwijs is voor. “Het huidige schooladvies is nog onvoldoende stabiel om er volledig op te kunnen vertrouwen”, vindt Hulsen. Eva Feron van de Onderwijsraad vult aan: “Een advies op basis van zowel het schooladvies als de eindtoets geeft waarschijnlijk de meeste informatie en biedt meer objectiviteit.”
PvdA’ers Loes Ypma en Mohammed Mohandis dienden voor de zomervakantie een initiatiefnota in over gelijke onderwijskansen. Diederik Samsom en vo-directeur Eric van ’t Zelfde deden eerder voorstellen hiervoor in hun essay De Nieuwe School.