Een klein overzichtje met uitleg van veel gebruikte pensioentermen: eindloonpensioen, flexibel pensioen, FPU, franchise, indexering, kapitaaldekking, knipsystematiek, partnerpensioen en spilleeftijd.
Eindloonpensioen
In het eindloonsysteem wordt per dienstjaar een vast percentage van de pensioengrondslag aan pensioen opgebouwd. Bij een eindloonpensioen wordt bij salarisverhogingen alle vorige pensioengrondslagen vervangen door de nieuwe pensioengrondslag, niet alleen voor de toekomstige jaren, maar ook voor de voorbije jaren. Voor de carriéremaker die een steeds hoger salaris bij z’n werkgever in de wacht weet te slepen, past de eindloonregeling zich perfect aan aan dit hogere salaris. De eindloonregeling is als gevolg daarvan ook meestal de duurste pensioenregeling. Om de kosten van zo’n pensioenregeling te verzachten, zijn bij veel eindloonpensioenen wel bepaalde matigingen ingebouwd.
Flexibel pensioen
Het op verplichte (collectieve) en vrijwillige (individuele) basis opgebouwde pensioen, bedoeld in en als zodanig onderdeel vormend van de fpu-regeling
FPU
Flexibel Pensioen en Uittreden
Franchise
De franchise is het bedrag dat van uw brutoloon wordt afgetrokken om te komen tot het bedrag waarop uw pensioen wordt gebaseerd (de zogenaamde pensioengrondslag). Dit bedrag schommelt tussen de 6.796 en de 7.702 euro en is gebaseerd op het bedrag van de AOW-uitkering (die immers iedereen krijgt vanaf 65 jaar ongeacht opgebouwd pensioen).
Indexering
De gehele of gedeeltelijke aanpassing aan de inflatie van reeds ingegane pensioenen en/of premievrije pensioenaanspraken.
Kapitaaldekking
De werknemer spaart zoveel geld dat er op de pensioengerechtigde datum voldoende kapitaal is voor een levenslang ouderdompensioen.
Knipsystematiek
Met dit systeem wil men bovenmatige salarisverhogingen net voor de datum van pensionering voorkomen. In een eindloonsysteem werken opgebouwde rechten namelijk door over alle voorliggende jaren. Door middel van een ‘knip’ worden er als het ware pensioenrechten met twee verschillende grondslagen berekend. Voor de jaren tot aan de grote salarisverhoging wordt het pensioen dan op een lagere grondslag berekend dan voor de jaren na deze salarisverhoging.
Partnerpensioen
Een partnerpensioen is meestal hetzelfde als een weduwen/weduwnaarspensioen; de term wordt feitelijk gebruikt voor ongehuwd samenwonende partners. Voor het partnerpensioen gelden wel bepaalde vormvereisten.
– Er dient sprake te zijn van een gemeenschappelijk huishouding die ten minste een half jaar bestaat;
– De gerechtigde tot het partnerpensioen mag niet zijn een bloedverwant in de rechte lijn (geen ouder of kind);
– Als de gemeenschappelijke huishouding van de partners korter bestaat dan vijf jaar is overlegging van een notariële akte noodzakelijk, waarin de vermogenrechtelijke relatie tussen de partners is geregeld.
Spilleeftijd
In de huidige FPU geldt de 62-jarige leeftijd als datum waarop het levenslange ouderdomspensioen ingaat.