Interview Sharon Dijksma
De honderd dagen durende `kennismakingstournee´ met de onderwijssector van staatssecretaris Sharon Dijksma loopt ten einde. Ze maakt haar agenda op voor de komende vier jaar. Het tekort aan schoolleiders is één van de zaken waar ze haar tanden in gaat zetten. Net als het realiseren van `brugfuncties´ om leidinggevenden en leerkrachten in het onderwijs te ontlasten. “Schoolleiders zijn bezig om tussen de bedrijven door roosters te maken, zorgleerlingen op te vangen. Dat zijn taken die ze eigenlijk niet zouden moeten doen.” De hamvraag of daar extra middelen voor vrijgemaakt worden, laat de staatssecretaris nog onbeantwoord. Maar: “Ik kijk met een schuin oog over mijn eigen investeringsenveloppe heen naar andere departementen, om te kijken hoe we van één en één drie kunnen maken.”
Allereerst: u bent een niet-afgestudeerde staatssecretaris van Onderwijs: geeft u niet helemaal het verkeerde voorbeeld aan leerlingen?
“Het is natuurlijk heel belangrijk dat veel kinderen elke vorm van school afmaken. (Lachend:) Daar ben ik me als staatssecretaris zeer van bewust, `als ervaringsdeskundige´. Tegelijkertijd ben ik ondanks mijn afgebroken loopbaan in de universitaire wereld toch goed terecht gekomen. Ik vind het belangrijker om nu na te denken over de kwaliteit van het onderwijs dan over mijn CV.”
De slechte kwaliteit van het onderwijs haalt steeds weer het nieuws. Werd daar ook over geklaagd door onderwijsmensen tijdens uw kennismakingstournee?
“Het ging niet zozeer daarover, het zijn eerder onderzoekers die naar de kwaliteit kijken. Ik zie onderzoeken die aantonen dat de kwaliteit van het basisonderwijs verslechtert als een wake-up call. Het ministerie van OCW heeft een projectgroep doorlopende leerlijnen ingesteld, die advies moet geven over kwaliteitsverbetering. De opbrengsten van het basisonderwijs, de kennis en vaardigheden die leerlingen opdoen, zijn de kern van onderwijs. Als daar iets aan schort, is het mijn verantwoordelijkheid en die van het onderwijspersoneel om dat heel serieus te nemen. Wat mij aangenaam verrast heeft, is de enorme veerkracht en het optimisme in het primair onderwijs. Het debat over de staat van het onderwijs wordt vaak op een zorgelijke toon gevoerd, maar ik zie in scholen zelf veel enthousiasme om er tegenaan te gaan. Natuurlijk, men signaleert problemen, en daar wil men ook graag met mij over spreken, maar schoolleiders en leerkrachten zijn óók trots op het werk dat ze doen. De discussies met schoolleiders gaan vaak over andere zaken, zoals hun positie en de tijd die ze daadwerkelijk hebben om met hun vak bezig te zijn. Ook heb ik gesproken over het gecompliceerder raken van de samenleving en de daarmee samenhangende problemen die de kinderen mee de school in nemen en waar het onderwijspersoneel veel tijd mee kwijt is.”
Schoolleiders geven aan door allerlei bijkomstige taken als het oplossen van de problemen van leerlingen, het regelen van de opvang in school, het maken van POP´s enzovoort, een grote werkdruk te ervaren.
“Ja, dat is denk ik waar. In de discussie over onderwijskwaliteit merk ik ook hoe belangrijk het is dat onderwijsmensen zich kunnen concentreren op hun vak, namelijk het geven van onderwijs. Zij moeten meer tijd krijgen om aan de kwaliteit te werken. Als ik naar de hoge werkdruk kijk van schoolleiders, zijn er een paar onderwerpen die ik op de agenda wil zetten. Dat is aan de ene kant het opzetten van bijscholing, coaching en masteropleidingen voor mensen die in de onderwijssector werkzaam zijn, daarnaast wil ik meer ondersteunende functies in het onderwijs. Wat ik veel tegenkom, is dat leerkrachten vragen: `Waarom mag ik geen gebruik maken van een onderwijsassistent, dat geeft mij dan op bepaalde momenten de ruimte om wat meer aandacht te kunnen besteden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben?´ Ik denk ook aan conciërges, die goed ingezet zouden kunnen worden in de brede school. Schoolleiders zijn bezig om tussen de bedrijven door roosters te maken, zorgleerlingen op te vangen. Dat zijn taken die ze eigenlijk niet zouden moeten doen. Ik zou meer combinatiefuncties willen in het onderwijs, de zogenaamde `brugbanen´. Deze banen moeten perspectief bieden, je moet er verder mee kunnen komen. Bijvoorbeeld iemand binnen de school die op het terrein van sport en cultuur evenementen organiseert en kijkt hoe zoiets binnen de brede school gestalte kan krijgen. En die later weer kan doorstromen naar een andere functie binnen de school.”
Is daar wel extra budget voor?
“Kijk, dat zijn allemaal zaken waar ik nog mee aan de slag moet. Dat zal de komende tijd uitwijzen. Als het gaat om het creëren van een soort ID-banen, dan is die enveloppe gestationeerd bij een ander departement en moet ik dat eerst overleggen met andere bewindslieden. Ik kijk ook nadrukkelijk naar taken die we als departement zelf kunnen uitvoeren, zoals het verminderen van de hopen papierwerk die op onderwijsmensen afkomen.” Dijksma doelt op haar voornemen om de Inspectie gerichter in te zetten: als scholen het goed doen, kunnen ze minder controles (en dus minder bureaucratisch werk) verwachten. “Als een school goed functioneert, moet je dat als schoolleider ook merken aan de in te vullen papierwinkel. Al is het niet zo dat de Inspectie de school níet meer zal bezoeken. Het zal een andere vorm van toezicht zijn met een andere type belasting.”
U zegt net: geld voor ID-banen moet van een ander departement komen. Maar als u plannen hebt, moet u daar budget bij zien te vinden. Hoe gaat u zich hard maken voor die extra middelen?
“Onderwijs heeft zelf ook een investeringsenveloppe gekregen en daar worden natuurlijk ook plannen uit gefi nancierd. Maar ik kijk zeker verder. Ik kijk met een schuin oog over mijn eigen investeringsenveloppe heen naar andere departementen, om te bezien hoe we van één en één drie kunnen maken. Dat is de mentaliteit die in dit kabinet zo belangrijk is, we hebben gezegd: we doen het samen. Als ik met staatssecretaris Bussemaker een arrangement kan regelen met sport op brede scholen, dan kan dat een meerwaarde hebben.´
Nog een ander coördinerend punt: de buitenschoolse opvang. Gaat dat lukken voor 1 augustus aanstaande?
“We hebben nu een beeld hoe scholen ermee omgaan en dat gaat behoorlijk goed. De meerderheid van de scholen, zo blijkt uit onze eigen gegevens, heeft contact met een kinderopvanginstelling en weet hoe ze het gaat organiseren. In veel gevallen besteden scholen de opvang uit. Een kleine vijf procent van de scholen heeft het nog niet geregeld, maar is het wel van plan. Een klein percentage, al is elke school die het niet regelt er natuurlijk één teveel.”
Een nijpender probleem signaleert Dijksma: de belangstelling voor buitenschoolse opvang is groot, bijna te groot. Wat als een kinderopvangorganisatie te weinig huisvesting heeft door bijvoorbeeld de toenemende vraag? Wie is daar dan verantwoordelijk voor?
“De gemeente en de opvangorganisatie hebben hierin een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ik ga op korte termijn met de wethouders van de grote steden het gesprek aan in hoeverre zij op deze taak zijn voorbereid. Het is de bedoeling dat dit soort praktische problemen zo soepel mogelijk opgevangen wordt, desnoods eerst met tijdelijke huisvesting. Boink en het Waarborgfonds zijn bijvoorbeeld met het idee gekomen van een mobiele bso. Dat is geen oplossing voor de langere termijn, maar het kan wel voor een aantal scholen een kortetermijnoplossing zijn. Dan helpt het als de aanvraag voor zo´n vergunning niet in de onderste lade belandt, maar meteen behandeld wordt. Daarnaast gaan we zelf ook nadenken over creatieve oplossingen voor het realiseren van plekken in de kinderopvang en de goede voorbeelden bundelen voor andere scholen. Het is lastig, het is een samenwerking die nog op gang moet komen. Zo´n marktsector stelt andere eisen en denkt anders dan de onderwijsbranche. Het zal een kwestie van gewenning zijn. Men moet elkaar niet overvragen, dit zijn startproblemen.”
Je kunt ook keihard stellen: als er niet genoeg opvangplekken zijn gecreëerd, is de wet niet uitgevoerd.
“Nou, zó hard wil ik het niet stellen. Er kan ook sprake zijn van overmacht.”
Dus daar zijn jullie als ministerie wat coulanter in?
“Uiteindelijk is belangrijk dat scholen en ondernemers in de kinderopvang wel echt doen wat in hun macht ligt om te laten zien dat kinderopvang wordt gerealiseerd.”
Dat is waar, maar wie is nu uiteindelijk eindverantwoordelijk? Wie kun je aanspreken als de kinderopvang niet loopt?
“In principe is het zo dat er vanaf augustus een aansluiting moet worden georganiseerd door de scholen met een kinderopvangorganisatie. Ouders kunnen daar om vragen. De school is verantwoordelijk voor de aansluiting, maar niet voor het aantal plaatsen in de buitenschoolse opvang. Daarvoor zijn de kinderopvangondernemingen verantwoordelijk. Als er sprake is van een capaciteitsprobleem, dan moeten de kinderopvangorganisaties zélf extra capaciteit aanboren in de markt. Je zult ook zien dat er meer aanbieders op de markt komen, dus scholen gaan misschien kiezen voor twee aanbieders, zeker als een tweede in de buurt nog wel extra plaatsen heeft. Op die manier is de kring rond.”
In de media wordt veel aandacht besteed aan het lerarentekort, maar minstens even groot zal het toekomstige schoolleiderstekort zijn. Wat gaat u daaraan doen?
“We weten dat er op dit moment 150 vacatures zijn en als we niet oppassen worden dat er over een paar jaar vijfhonderd. Dat geeft de urgentie van het onderwerp aan. We moeten kijken naar de arbeidsomstandigheden waarin schoolleiders hun werk doen, ze moeten genoeg ruimte krijgen om met hun core business bezig te zijn. Dat kan dus door meer ondersteunende functies in het leven te roepen, minder bureaucratie en zaken op een andere manier te regelen. Daarnaast kijk ik ook naar de arbeidsvoorwaarden. Daar kan ik nu nog niks specifi eks over zeggen; dat kan pas in de komende tijd bekeken worden.”
Hebt u zelf één onderwerp waarvan u denkt: als ik over vier jaar klaar ben als staatssecretaris, dan is dat opgelost?
“O jee, dat is vragen om het prijsgeven waar mijn loyaliteit ligt. Ik heb bij meerdere onderwerpen mijn hart liggen. Mag ik er een paar noemen? De segregatie in het onderwijs baart me veel zorgen, de kwaliteit van het basisonderwijs moet beter, het tekort aan schoolleiders moet aangepakt. Ook moet er meer ruimte komen voor onderwijzend personeel om weer met de inhoud van hun vak bezig te zijn. Zo, nu weet je mijn agenda voor de komende jaren.”