Ruim de helft van de schoolleiders geeft aan dat hun samenwerkingsverband doorzettingsmacht heeft om te plaatsen. Maar in de andere gevallen neemt het samenwerkingsverband het zoeken naar een passende oplossing voor een kind niet over als de school geen passend onderwijs-zorgarrangement kan bieden. Dat blijkt uit een recente peiling van de AVS die door vierhonderd schoolleiders* is ingevuld.
70 Procent van de schoolleiders geeft aan dat de zorgplicht ingaat op het moment dat ouders op gesprek komen en hun kind (mondeling) aanmelden. “Een flinke toename in een jaar tijd”, merkt AVS-voorzitter Petra van Haren op. In een eerdere AVSpeiling over Passend onderwijs (augustus 2015) gaf 90 procent van de respondenten nog aan niet zomaar over te gaan tot inschrijving. Er zijn schoolleiders die eerst een oriënterend gesprek aangaan voorafgaand aan het accepteren van de (schriftelijke) aanmelding of inschrijving.
Voor veel scholen is het samen met de ouders zoeken naar een passende plek vanzelfsprekend, blijkt uit de recente peiling (oktober 2016). Voor het speciaal basisonderwijs is het opnemen van kinderen met bijzondere behoeften geen keuze: een toelatingsverklaring (TLV) geeft altijd toegang. Over de status van de zorgplicht bij verhuizing of keuze voor een andere school is onduidelijkheid. Een schoolleider van een Integraal Kindcentrum (IKC) merkt op dat de doorlopende lijn vanuit de voorschoolse voorziening al leidend is om de zorgplicht op te pakken.
Voor sommige scholen heeft de zorgplicht een flinke verandering met zich meegebracht in de manier waarop zij kijken naar het opnemen van leerlingen. Een aantal scholen had al een lage drempel en vond Passend onderwijs al vanzelfsprekend.
Ruim driekwart van de respondenten geeft aan dat het inschrijven en plaatsen van een kind op school altijd een eigen afweging en keuze van de directie en het team is. Vanuit de zorgplicht is het goed mogelijk dat een plek op een andere school wordt gezocht. Inschrijven is niet hetzelfde als plaatsen. Het beeld dat de school van de leerling heeft en dat de ouders van de school hebben is erg belangrijk bij het maken van de juiste afweging. In veel gevallen wordt extern advies ingewonnen, bijvoorbeeld bij het samenwerkingsverband, bij gemeentelijke of zorgpartners of bij een specialistische zorgcoördinator.
In twee derde van de gevallen weet het samenwerkingsverband kinderen te plaatsen. Van Haren: “In een derde van de gevallen lijkt dus geen passende plek te worden gevonden, dat is schrijnend.”
44 Procent van de schoolleiders weet niet of er binnen het eigen samenwerkingsverband sprake is van langdurig verzuim of thuiszitters. In juni van dit jaar is het Thuiszitterspact ondertekend, met als doel het aantal thuiszitters terug te dringen. Tot de ondertekenaars behoren staatssecretarissen Van Rijn (VWS) en Dekker (OCW), de Vereniging Nederlandse Gemeenten, PO-Raad, VO-raad en het ministerie van Veiligheid en Justitie. “Het Thuiszitterspact is gesloten zonder betrokkenheid van schoolleiders en leraren, die de sleutelpartners in de zorgplicht zijn”, constateert Van Haren. “Ook de samenwerkingsverbanden spelen hierin een belangrijke rol.” Ruim de helft van de schoolleiders geeft aan dat hun samenwerkingsverband doorzettingsmacht heeft om te plaatsen. In veel andere gevallen kunnen kinderen echter tussen wal en schip vallen als een school niet vrijwillig de betrokken leerling wil opnemen of als de ouders het niet eens zijn met de geboden oplossing.
Op de vraag wat de zorgplicht voor de schoolleider betekent, wordt divers geantwoord. Maar altijd gaat het over het vinden van de juiste plek voor een kind. Er worden verschillende perspectieven gekozen. Soms wordt gesproken over de onderwijsbehoefte, soms over de zorgbehoefte. Er is steeds een afweging tussen wat er nodig is en wat de school kan bieden en de eventuele extra belasting van leraren.
Sinds de invoering van Passend onderwijs is er veel veranderd in de meeste scholen. Er worden veel positieve veranderingen genoemd, zoals dat de doelgroep van de school is verbreed, er een rijkere populatie in de school is en het aanmeldingsbeleid is aangepast. Ook is het een impuls voor de onderwijskwaliteit, wordt er kritischer gekeken naar mogelijkheden en grenzen en zijn er snellere procedures die tot gevolg hebben dat ouders niet meer van het kastje naar de muur worden gestuurd. Er zijn stevigere groepsplannen, kortere lijnen naar experts en er is een betere uitwisseling met het speciaal basisonderwijs. Leraren bieden daadwerkelijk meer passend onderwijs. Ze denken anders; meer in mogelijkheden en kansen. De professionaliteit van het team is toegenomen, leraren volgen extra scholing, er is meer bewustwording en eigenaarschap, en betrokkenheid bij zorgleerlingen.
Er worden ook veranderingen genoemd die de school en het team niet ten goede komen, zoals een hogere werkdruk door de toegenomen administratie. Heel vaak noemen de schoolleiders dat de groepen te groot zijn om Passend onderwijs goed in te vullen. Verder is er een toename van heftige problematiek, vooral gedragsproblematiek en is er te weinige specifieke knowhow op schoolniveau. Er is in de klas een spanningsveld tussen de aandacht die naar de zorgleerlingen gaat versus de aandacht die naar de reguliere leerlingen gaat. Er zijn beperkte middelen voor professionalisering van leraren; de balans tussen middelen en de opdracht Passend onderwijs is niet goed. En er is meer inbreng van ouders; de rol van ouders wordt soms positief en soms negatief benoemd.
“Scholen weten inmiddels goed wat er van ze verwacht wordt als het gaat om het bieden van Passend onderwijs en wat de procedures zijn om een kind naar het speciaal basisonderwijs te verwijzen”, concludeert Van Haren. Meer dan 90 procent van de schoolleiders geeft dat aan.
* 87 Procent van de respondenten is leidinggevende in het basisonderwijs, 10 procent in het speciaal onderwijs
Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.