Medezeggenschap is een groot goed. Medewerkers, ouders en leerlingen kunnen daardoor een bijdragen leveren aan de kwaliteit van het onderwijs. Iedere stem telt. MR-leden vertegenwoordigen de geleding waarvoor zij in de raad zitten. Hoe komt het dat maar een deel slaagt om optimale medezeggenschap te realiseren? Het boek ‘De nieuwe medezeggenschap in het onderwijs’ geeft medezeggenschapsraden praktische handvatten om de inspraak in de eigen situatie te optimaliseren.
Er zijn drie belangrijke uitgangspunten bij medezeggenschap: bondgenootschap, draagvlak realiseren en werken aan vertrouwen. Schrijver Frederik Smit zegt in de publicatie ‘de uitdaging van het onbekende te vertalen in concrete actiedoelen voor de korte termijn’. Voor die doelen zijn in feite de zaken uit het jaarplan van de school en de zaken voor de MR in het activiteitenplan samengevoegd in een jaarlijks plan. Maar er gaat volgens Smit nogal eens wat mis in de informatie-uitwisseling en samenwerking tussen (G)MR, schoolleiding, -bestuur en Raad van Toezicht om gezamenlijke, collectieve ambities te realiseren. Wederzijdse verwachtingen worden niet altijd goed op elkaar afgestemd.
Het is de bedoeling dat de schoolleider of -bestuurder samen met de (G)MR het beleid vormgeeft en dat de MR een activiteitenplan opstelt op basis van het jaarplan van het bestuur. Het activiteitenplan geeft duidelijkheid wie, wat, wanneer gaat doen. Het is ook een instrument om aan alle betrokkenen te laten zien wat zij van de MR kunnen verwachten. Als het schoolbestuur de MR niet serieus neemt en slordig omgaat met hun activiteitenplan, ontstaan er irritaties, neemt het vertrouwen af en duurt het langer om draagvlak te krijgen voor het beleid.
Kernvragen bij medezeggenschap die de schrijver uitwerkt met concrete voorbeelden zijn:
Smit beschrijft ook het krachtenveld bij medezeggenschap. Hoe verhouden de partners zich tot elkaar en hoe kunnen zij inhoud geven aan hetgeen in de wet is vastgelegd. De wet Versterking bestuurskracht, die sinds 1 januari 2017 geldt, vraagt van de partners een actieve samenwerking.
In hoofdstuk 2 staan voorbeelden om binnen de medezeggenschapstructuur een optimale overlegcultuur te realiseren, met constructieve tegenspraak. Hierbij gaat het om het positioneren van de medezeggenschap als tegenmacht van het schoolbestuur. In hoofdstuk 3 komt aan bod hoe de overlegvergadering tussen MR en schoolbestuur te organiseren en hoe om te gaan met geschillen en mediation. Tot slot gaat hoofdstuk 4 over hoe de (G)MR daadwerkelijk een optimale bijdrage kan leveren aan de onderwijskwaliteit en werkdrukverlaging. Een vraag die daarbij gesteld wordt is of de (G)MR volgend wil zijn of proactief, en wat dat vraagt van alle betrokkenen.
Als trainer op het gebied van het versterken en inrichten van medezeggenschap in het onderwijs kan ik het boek van harte aanbevelen aan iedere schoolleider. Veel zaken en knelpunten die ook tijdens trainingen voor schoolleiders aan bod komen, worden door Smit nader toegelicht.
De nieuwe medezeggenschap in het onderwijs. Leren verlangen naar de eindeloze zee, Frederik Smit, Uitgeverij SWP, 2017, ISBN: 9789088506185
Eerdere boekbesprekingen zijn te vinden op www.avs.nl/vereniging/onsaanbod/kaderprimair