De AVS heeft haar wens om een sectororganisatie voor het primair onderwijs te ontwikkelen uitvoerig besproken in Kader Primair Special december, 2005. De komende maanden zullen mensen uit het onderwijsveld hierover hun mening geven in de vorm van een column. Deze maand de beurt aan Theo Joosten, voorzitter van de Bond KBO.

Eenheid?
Klakkeloos achter ontwikkelingen aanlopen vinden velen een slechte zaak. Dan ook maar niet klakkeloos aanlopen achter het idee van één sectororganisatie in het primair onderwijs, omdat andere sectoren zoiets kennen. En dus voor het PO onvermijdelijk. Of vanuit de vooronderstelling dat daarmee eenheid in sectoren zou zijn gecreëerd. En mocht dat zo zijn, dan is het nog maar de vraag of dat wenselijk is. Moeten we vooraf niet een aantal vragen stellen: Wat voor soort eenheid wordt bedoeld? Waarom eenheid in de vorm van een sectororganisatie? Wordt het primaire proces hiervan beter? En moeten we niet eerst kijken naar twee belangrijke criteria die bij veranderingen een rol spelen: de noodzakelijkheid en de proportionaliteit? Met andere woorden: van welk probleem is eigenlijk sprake? Kunnen eventuele probleem uitsluitend worden opgelost met het oprichten van één sectororganisatie of kan het ook binnen de bestaande structuren? Waarom in een tijd van autonomie en zelfregulering gaan centraliseren? In onze samenleving wordt de waarde van diversiteit immers breed erkend. Verscheidenheid wordt eerder gezien als normaal dan eenvormigheid. Eigenheid kan leiden tot organisaties op basis van ideële doelstellingen. Om die te bereiken, zoeken gelijkgestemden elkaar op. Zo ook in het onderwijs. Beelden over goed onderwijs en onderwijsbeleid zijn immers niet waardevrij en vragen om het maken van keuzes. Die zijn niet algemeen of neutraal. Keuzes leiden niet perse tot exclusiviteit, en ook niet perse tot eenheid. Een ander vraagpunt betreft de deelnemers aan een sectororganisatie. In wezen raakt dit aan wat tegenwoordig governance wordt genoemd: wie draagt eindverantwoordelijkheid voor het onderwijs in de scholen? Daarop is maar één ondubbelzinnig antwoord mogelijk: het bevoegd gezag = schoolbestuur. De bestuursvorm is hierbij niet relevant. Er is altijd sprake van een bestuur dat wordt bekostigd door de overheid en waarmee ze een wettelijke verhouding heeft. Besturen als rechtspersonen zijn lid van landelijke besturenorganisaties. Zij besluiten als leden van een vereniging over hun toekomstperspectief. Dat wordt niet opgelegd door een overheid, noch door een vakbond. Het is boeiend om te zien dat onder andere niet-besturenorganisaties, zoals de AVS, zich druk maken om één organisatie van besturen te realiseren. Om de discussie helder te houden zou het helpen om termen als branche- en sectororganisatie te mijden en te spreken van besturenorganisaties. Vanuit de erkenning voor onderscheiden verantwoordelijkheden overleg voeren, is vanzelfsprekend. Maar op elkaars stoelen gaan zitten aan welke tafelvorm dan ook, geeft problemen. Een laatste punt is de positionering van besturenorganisatie s ten opzichte van de overheid. Ze moeten geen nieuwe opleggende macht worden. Niet de zetbaas van de overheid willen zijn. Een nieuw centraal idee van aansturing zou geen recht doen aan het juist beleggen van verantwoordelijkheden. Graag echt werk maken van deregulering en autonomievergroting zonder nieuwe centraliserende mechanismen in het leven te roepen. Dit alles wil niet zeggen dat de Bond KBO niet open staat voor samenwerking. We hebben in het verleden samengewerkt en dat zullen we ook in de toekomst doen.

Auteur Theo Joosten
Iedere maand
Kader Primair 10 – juni 2006

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.

Gerelateerd nieuws