Het ministerie van OCW werkt aan het wetsvoorstel `Governance in het onderwijs´. Een eerste ambtelijk concept is inmiddels informeel met de onderwijsorganisaties besproken.

Governance in het onderwijs
Dit is het vervolg op de beleidsnotitie over governance in het onderwijs die minister Van der Hoeven in juli 2005 naar de Tweede kamer stuurde en de discussie in de vaste kamercommissie Onderwijs die daarop volgde. In het wetsvoorstel passeren onderwerpen de revue als: Is de opdracht aan ieder schoolbestuur om te zorgen voor een goed bestuurde school? En: de scheiding tussen de functies van bestuur en intern toezicht, maatschappelijke verantwoording en de mogelijkheid voor een schoolbestuur om bestuurlijke taken en bevoegdheden te delegeren aan de schoolleider. Vooral dat laatste uitgangspunt is van belang voor het `eindverantwoordelijk management´, zeker omdat de onderwijswetgeving nu nog slechts mandatering toelaat.

Code goed onderwijsbestuur po
De AVS en VOS/ABB stelden een code vast als uitwerking van de 28 basisprincipes voor goed onderwijsbestuur, die eind 2004 in de marge van de invoering van de lumpsumbekostiging werden vastgesteld door de gezamenlijke onderwijsorganisaties. De AVS en VOS/ABB namen dit initiatief. Mede gestimuleerd door de passage in het wetsvoorstel, waarin minister Van der Hoeven uitspreekt dat het de voorkeur verdient dat de onderwijssector zélf tot de ontwikkeling van een code komt. Daarom ziet zij ervan af om op dit moment een code voor te schrijven. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt het initiatief van de AVS en VOS/ABB als voorbeeld genoemd van een door de sector zelf ontwikkelde code. Het wetsvoorstel biedt overigens de mogelijkheid dat de minister een of meer code(s) voor goed onderwijsbestuur bij ministeriële regeling aanwijst. De code bestaat uit twee elementen. Het eerste deel bestaat uit een aantal uitgangspunten en principes, gebundeld in zeven thema´s. Het tweede element wordt gevormd door een aantal concrete bepalingen om de uitgangspunten en principes uit te werken.

Code vaststellen
Het ligt voor de hand dat een bevoegd gezag een code voor goed onderwijsbestuur pas kan vaststellen na een discussie binnen de eigen organisatie over dit thema. Daarbij spelen vragen als: `Hoe kunnen wij, tegen de achtergrond van onze eigen situatie en onze eigen ideeën, taken het beste verdelen? Hoe regelen wij de scheiding tussen bestuur en intern toezicht? Hoe geven wij vorm aan maatschappelijke verantwoording? Gaan wij zover dat we kiezen voor een model met een college van bestuur en een raad van toezicht?´ Het antwoord op die vragen kan ertoe leiden dat een bestuur besluit om in de eigen situatie bepalingen van de code anders in te vullen en vast te stellen. Dat kan. Het bestuur moet dan wel motiveren, oftewel `pas toe en leg uit´. De code is uitgewerkt in twee modellen. De uitgangspunten en principes in beide modellen zijn gelijk. Het eerste model is het standaardmodel, waarbij naast het bestuur geen orgaan als een Raad van Toezicht bestaat. In het tweede model worden de principes bij het werken mét een Raad van Toezicht beschreven. Daarbij is in de statuten van de rechtspersoon bepaald dat er twee organen zijn, het College van Bestuur dat de onderwijsinstelling bestuurt en de status heeft van bevoegd gezag, en een Raad van Toezicht die toezicht uitoefent op het bestuur van het College van Bestuur. Bestuur en management doen er verstandig aan om het onderwerp `goed onderwijsbestuur´ nu al op de agenda te zetten en samen met de andere betrokkenen te bespreken op welke manier de code gehanteerd gaat worden. Uiteraard kan daarbij ondersteuning en advies worden gevraagd bij de AVS en VOS/ABB.

Verder in dit nummer
Auteur: Carine Hulscher-Slot
Kader Primair 4 – december 2006

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.

Gerelateerd nieuws