Centrale contactpersoon overbrugt

Met de invoering van Passend onderwijs en de nieuwe Jeugdwet stimuleert de overheid de verbinding tussen beide sectoren. De Onderwijsraad spreekt van ‘een duwtje in de goede richting’. Van centrale contactpersonen tot mobiele ambulante teams met zorgverleners op school: er zijn volop ideeën om vorm te geven aan de samenwerking. “Zicht krijgen op elkaars werkwijze zal leiden tot meer begrip en het spreken van elkaars taal.”

Special education is a service and not a place, zegt Erik Dannenberg, projectleider (voortgezet) speciaal onderwijs in de transities. “Het gaat om minder excluderen en meer includeren, waarbij het speciaal onderwijs met alle specifieke expertise een variant wordt binnen het regulier onderwijs. Onderwijs verbinden met jeugdzorg biedt kansen om met kwetsbare jongeren en gezinnen aan de slag te gaan.
Samenwerken is een must als we preventief willen werken en de hulp sneller daar willen brengen waar het nodig is.” Dannenberg pleit voor breed inzetbare generalisten die de werelden van onderwijs en zorg kunnen verbinden. “We moeten bekwame hulpverleners zoals psychiatrisch verpleegkundigen en maatschappelijk werkers in het onderwijs, in wijkteams en in lokale gezondheidscentra zien te krijgen. Op die manier haal je het dorp terug naar de stad doordat de zorg dichtbij geboden wordt. De school is een vindplaats en speelt een belangrijke rol bij het signaleren van problemen. Hulpverleners daarentegen zijn echt in staat om te kijken of er (meer) zorg nodig is. Dat is geen taak van de leraren en moet je als school niet willen doen. Bovendien zijn hulpverleners meer gefocust op het hele gezin en de omgeving van een kind.”

Vertrouwd gezicht
Een centrale contactpersoon die zich bezighoudt met de koppeling tussen onderwijs en jeugdzorg op elke school. Dat is wat alle 131 scholen die vallen onder samenwerkingsverband Onderwijszorgkoepel NoordVeluwe met elkaar gemeen hebben. Contactpersonen of functionarissen zijn jeugdhulpverleners die vallen onder de gemeente, aldus Sieb van der Heide, beleidsmedewerker van de Onderwijszorgkoepel. “Dat is meestal de schoolmaatschappelijk werker die voorheen vanuit het WSNSverband werkte. Er is één bekend persoon en telefoonnummer. Ook voor ouders is dit een vertrouwd gezicht. Veel van de vragen kan deze persoon zelf beantwoorden. Waar nodig roept hij expertise in. Door zijn brede manier van kijken en doordat hij de taal van hulpverleners spreekt, kan de contactpersoon ook cultuurverschillen makkelijker overbruggen.”

In Zeewolde maakt de contactfunctionaris zelfs als onderwijsspecialist deel uit van het zogenoemde Expertteam, een wijkteam met deskundigen dat als poortwachter geldt voor alle zorgvragen van gezinnen, vertelt Roel Hijne, algemeen directeur van Stichting Katholiek Basisonderwijs Zeewolde en Stichting Interconfessioneel Basisonderwijs Zeewolde, die deel uitmaken van het samenwerkingsverband Onderwijszorgkoepel NoordVeluwe. Hiermee is het team van ondersteuners in wijk en school direct met elkaar verbonden. “Waar voorheen vier, vijf hulpverleners onafhankelijk van elkaar voor de deur van een gezin stonden, bepaalt nu het Expertteam wie de zorg gaat verlenen. Dat is prettig.”

Mandaat
De 86 scholen van samenwerkingsverband ZuidKennemerland kunnen een beroep doen op een coach van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), die gezinnen en kinderen ondersteunt met complexere opvoeden opgroeiproblemen. Directeur Lucas Rurup: “Per gemeente wordt het weer anders ingevuld, maar elke school heeft een ‘eigen’ CJGcoach. Die CJGcoach is regelmatig op school aanwezig en dus een bekend gezicht. Het zijn mensen afkomstig van onder meer bureau Jeugdzorg, MEE, ggz en schoolmaatschappelijk werk. Elk met een eigen deskundigheid, maar wel breed geschoold. Het mooie is dat zij ook weer samen overleggen en met elkaar het veld van de hulpverlening goed kennen.” De directe ondersteuning wordt door de scholen omarmd. Het is laagdrempelig, snel en zonder een structurele overlegstructuur. In dat laatste zit de winst, meent Rurup: “De CJGcoach heeft mandaat om aan de slag te gaan. Er hoeven geen indicaties aangevraagd te worden, er is geen bureaucratische rompslomp. Er is veel afstemming tussen school en CJGcoach. Dit werkt effectiever dan multidisciplinaire overlegteams zoals het ZAT (zorgadviesteam, red.). Het lijkt wel of het daar ingewikkeld moet zijn, want waarom zit je anders bij elkaar, terwijl er altijd een aantal hulpverleners bij zit dat niet daadwerkelijk betrokken is.”

In ZuidKennemerland zien ze de samenwerking tussen zorg en onderwijs het liefst nog intensiever. De eerste gesprekken met de ggz zijn gevoerd om mobiele ambulante teams in de scholen op te zetten. Rurup: “Op onze scholen voor speciaal onderwijs zitten veel kinderen met vragen die extra expertise behoeven. Als de zorgverleners naar de kinderen toe komen hopen we dat de lijnen korter worden. Voor de reguliere basisscholen zouden deze ambulante teams een buurtfunctie kunnen vervullen. Ik geloof er in dat fysiek bij elkaar zitten helpt om elkaar sneller en ook op de inhoud makkelijker te vinden.”

Abstract
De Onderwijsraad concludeert in het eind 2014 verschenen advies ‘Samen voor een ononderbroken schoolloopbaan’ (zie www.onderwijsraad.nl) dat de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulpverlening in het algemeen nog onvoldoende van de grond komt.

Regina Stoutjesdijk, stafmedewerker en projectleider van het advies: “De samenwerking die je nu nog vaak ziet, is abstract en procesmatig en vindt vooral op bestuurlijk niveau plaats.“ Volgens de Onderwijsraad moet de jeugdhulpverlening structureel onderdeel worden van de ondersteuningsstructuur op school. Stoutjesdijk: “Dat betekent veel directer contact dan nu het geval is. Sommige scholen vinden het prima als jeugdhulpverleners daadwerkelijk op school zijn, bijvoorbeeld met een spreekuur. Andere hebben daarmee meer moeite omdat het bedreigend zou zijn voor ouders. Het is aan de scholen om te bekijken wat wel en niet werkt.”

Gezamenlijke scholing
En al die cultuurverschillen, negatieve beeldvorming, naar binnen gericht zijn en terughoudendheid bij de partijen? In de praktijk valt dat erg mee, zeggen betrokkenen. Van der Heide van Onderwijszorgkoepel NoordVeluwe: “De vorm is nu geregeld. Een volgende stap is dat we gezamenlijke scholing voor leraren en beroepskrachten in de jeugdzorg willen opzetten. Om nog meer dan nu vertrouwen te winnen. Zicht krijgen op elkaars werkwijze zal leiden tot meer begrip en het spreken van elkaars taal. Het onderwijs zal leren sneller te signaleren en eerder hulp in te schakelen en de hulpverlening leert meer begrip op te brengen voor de positie van leraren.” Ook de Onderwijsraad adviseert te investeren in een professionaliseringsaanbod voor onderwijsen jeugdhulpverleningsprofessionals samen. “De hulp fysiek bij de school organiseren blijkt nog niet genoeg om de twee disciplines ook dichter bij elkaar te brengen. Om de verschillende referentiekaders en werkwijzen op elkaar af te stemmen is meer nodig. Praten aan de hand van casuïstiek biedt een kapstok, een inhoudelijke invulling voor hoe samenwerking buiten die deskundigheidsbevordering – in de praktijk dus – kan plaatsvinden.”

In ZuidKennemerland organiseert Rurup ontmoetingen tussen professionals van zorg en onderwijs als zaken niet soepel lopen. “Het uitspreken van elkaars verwachtingen neemt veel onbekendheid weg.” Hij zweert bij een goede evaluatie van alle ingezette zorg. “Daarin vragen we ouders bijvoorbeeld of beroepskrachten in het onderwijs en de jeugdhulpsector goed met elkaar samenwerken. Zo’n vraag is enorm sturend voor het gedrag van mensen. Op school weten de professionals dan dat ze dit goed voor elkaar moeten hebben.”

Middelpunt
Dannenberg is positief gestemd over de samenwerking op uitvoeringsniveau en ziet eerder uitdagingen voor bestuurders en directeuren. “Scholen vinden zichzelf nog te vaak het middelpunt van de wereld. Ze zijn weliswaar vindplaats omdat kinderen er veel uren doorbrengen en daardoor ook behandelplaats, maar dat is het dan ook. Onderwijs is ontiegelijk goed in educatie, maar moet zorgen voor een open houding, een grote verbondenheid met andere professionals in de wijk.” Algemeen directeur Hijne van de onderwijsstichtingen in Zeewolde constateert een omslag. “Na een aantal jaren met krimp leek het alsof directeuren zich op hun eigen eiland terugtrokken. Met de nieuwe manier van werken zie ik de gezamenlijkheid weer terugkomen. We kwamen al bij elkaar, maar iedereen is zich er nu meer van bewust dat we elkaar nodig hebben. We vinden elkaar in onze gemeenschappelijke visie: geen kind Zeewolde uit.”

Meer ‘samenwerken’ op het AVS-congres 2015
Hoe gaan we een goed partnerschap – warme overdracht – aan met (jeugd) zorgprofessionals, ouders, peuterspeelzaal, voortgezet onderwijs en andere partners rondom Passend onderwijs? Hoe ziet die samenwerking eruit? Het programma ‘Zorg en Onderwijs Matcht’ geeft handen en voeten aan de verbinding tussen beide sectoren en aan de organisatie en financiering van Passend onderwijs in de praktijk (zie www.avs.nl/zorgonderwijsmatcht of www.zorg-onderwijsmatcht.nl voor meer informatie, een flyer en een korte film). Het schoolondersteuningsprofiel en de training ‘Anders kijken naar kinderen’ staan centraal. In het Amfitheater van het AVS-congres verzorgt Koos Stienstra (Intraverte) hierover een inspirerende praktijksessie voor schoolleiders, ib’ers en leraren. Meer informatie en inschrijven: www.avs.nl/congres2015
Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.