Campagne rond discussiestuk Toekomst van ons onderwijs trekt aandacht politiek

Begin 2020 publiceerden 14 vooraanstaande onderwijsorganisaties, waaronder de AVS, het discussiestuk Toekomst van ons onderwijs. Met het discussiestuk wilden de organisaties het gesprek aangaan met iedereen die iets met het onderwijs te maken heeft, van leerlingen, ouders tot schoolbestuurders, om de dialoog aan te gaan met politiek en samenleving.

Uit de dialogen blijkt dat er onder de deelnemers brede consensus is over de in het discussiestuk geschetste probleemanalyse en koers. Het discussiestuk en de gevoerde dialoog hebben de aandacht van de politiek getrokken en zijn in diverse verkiezingsprogramma’s opgenomen.

Via een grootscheepse campagne van de Stichting van het Onderwijs (ondersteund door het CAOP) is aandacht aan dit discussiestuk besteed. Er werden onder andere de website toekomstvanonsonderwijs.nl een podcastserie gelanceerd, er waren mobiele discussietafels op diverse plaatsen in Nederland en er ontstond een E-magazine.

Opbrengsten

Om ervoor te zorgen dat alle jonge kinderen, leerlingen en studenten de kans krijgen het optimale uit hun talenten te halen en dat werken in het onderwijs aantrekkelijk blijft, is groot onderhoud aan het onderwijssysteem nodig.

Juist in een crisistijd als deze speelt onderwijs als ‘vitale sector’ een belangrijke rol in de samenleving. Via digitale en andere flexibele oplossingen blijkt de sector in staat om in te spelen op een crisis van grote omvang. De aanwezige innovatiekracht is groot. Tegelijkertijd zijn er grote zorgen over wat de impact van de corona crisis zal zijn, bijvoorbeeld over gemist onderwijs door jonge kinderen, leerlingen en studenten en door verder toegenomen kansenongelijkheid. Het coronavirus zorgt voor een nieuwe realiteit. Een die veel vraagt van het onderwijs en ontstaan is tegen de achtergrond van reeds bestaande problemen en uitdagingen waarmee jonge kinderen, leerlingen, ouders, studenten, leraren en schoolleiders zich op dagelijkse basis geconfronteerd zien. De crisis vergroot deze problemen en uitdagingen. Om deze problemen en uitdagingen aan te gaan zijn de komende kabinetsperiodes structurele en brede additionele investeringen noodzakelijk. Maar meer geld alleen is geen oplossing. Er is een heldere koers nodig.

De opbrengsten van de dialoogsessies geven aan dat, juist voor het economisch herstel, het nodig is te investeren in onderwijs en onze kenniseconomie. “Ook daarom kunnen we er niet aan ontkomen erop te wijzen dat onze investeringen in onderwijs en wetenschap op lange termijn naar een structureel hoger niveau zullen moeten worden gebracht. Zo zien we dat de nationale onderwijsuitgaven per leerling en student in de door ons omringende landen veel sterker stijgen dan in Nederland. En dat terwijl de uitdagingen waar ons onderwijs voor staat alleen maar toenemen. Daarom werken wij aan een onderbouwde berekening van de benodigde structurele en additionele investeringen voor de toekomst.”

In de opbrengsten van het discussiestuk staat ook: “We pleiten dan ook voor een gedragen visie voor de lange termijn op onderwijs, ontwikkeling en innovatie. Een visie met een breed maatschappelijk draagvlak en breed politiek commitment… Wij willen samen – in de aanloop naar het nieuwe regeerakkoord – een stevig fundament leggen voor een breed gedragen agenda die onder regie van opeenvolgende kabinetten wordt uitgevoerd. In lijn met onze visie spreekt het voor zich dat dit lange-termijn-pad ‘evidence based’ is en continu wordt ondersteund door wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek.”

Vijf ankerpunten voor de toekomst

De brede coalitie van onderwijspartijen definieert vijf ankerpunten die het fundament vormen onder de koers:

  • Een vroege start is de beste basis. Kinderen moeten al vanaf jonge leeftijd naar een basisvoorziening kunnen die voor iedereen toegankelijk is. Voor jonge kinderen met een (taal)achterstand geldt dat zij intensiever begeleid moeten worden om deze achterstand zo snel mogelijk in te halen.
  • Doorlopende leerlijnen in het onderwijs. Een stelsel waarin de kwaliteit van en wisselwerking tussen kinderopvang, primair, voortgezet én vervolgonderwijs centraal staat, is nodig. Dit vraagt om een sterkere funderende fase, met doorlopende leerlijnen en waarin leerlingen kiezen voor een vervolg in de kwalificerende fase als ze daaraan toe zijn. Daarnaast zijn er meer mogelijkheden nodig om verschillende modules op verschillende niveaus te kunnen combineren in de kwalificerende fase. Die flexibiliteit betekent dat het vervolgonderwijs de toelating differentieert en doorstroom (‘wissel’) mogelijkheden creëert.
  • Leven lang ontwikkelen is vanzelfsprekend: naar een brede, sterke leercultuur. Voor een brede, sterke leercultuur moeten leren, werken en onderzoeken veel dichter bij elkaar worden gebracht in nieuwe arrangementen voor alle Nederlanders van alle opleidingsniveaus. Door mensen met lagere opleidingsniveaus bovendien extra leerrechten toe te kennen, wordt de kansengelijkheid bevorderd. Nederlanders met een lager of middelbaar opleidingsniveau krijgen daarom de beschikking over aanvullende extra leerrechten.
  • Onderwijsprofessionals: naar aantrekkelijker werk in een samenwerkende sector. Er is een nieuwe visie nodig op het opleiden van leraren en op loopbanen zodat het beroep van leraar aantrekkelijk is. De leraar is de drijvende kracht achter onderwijskwaliteit en ‘evidence based’ onderwijsinnovatie.
  • Onderzoek en innovatie van wereldniveau. We kunnen alleen een hoogwaardige kennissamenleving zijn als ook het onderzoek van wereldniveau is, van sociale wetenschappen tot en met natuur, techniek en gezondheid. Het versterken van onderwijsinnovatie vraagt daarbij om een onderzoeks- en kennisinfrastructuur met ‘slimme verbindingen’ tussen alle onderwijssectoren, van kinderopvang en primair onderwijs tot en met universiteit.
  • Tot slot: aanvullend op bovenstaande ankerpunten is het nodig dat leerlingen voldoende ruimte hebben om het beste uit zichzelf te halen. Voor een juiste balans tussen motivatie, welzijn en prestatie is het onder meer nodig dat zij (meer) regie hebben over hun eigen leer- en ontwikkelproces.

Links