Blijf met je vingers van de Citotoets af

Ik zie gelukkig dat ondanks de economische crisis en de krappe budgetten u ook dit jaar met velen naar het 18e AVS congres bent gekomen. Veel bekende gezichten vandaag, maar vooral ook nieuwe. Een speciaal welkom voor onze gasten uit binnen- en buitenland die vandaag met ons kennis willen delen. Dit benadrukt maar weer eens het internationale karakter van ons congresthema: ‘Opvoeden; een hele puzzel’. Niet zo maar gekozen. Was de samenleving toen ík klein was nog redelijk overzichtelijk, kinderen moeten heden-ten-dagen heel wat verstouwen op hun reis naar volwassenheid. Was onze wereld vroeger zwart-wit en later met grijsnuances, nu is het een caleidoscoop van kleuren waarin je je al vroeg een weg moet zien te vinden. U kunt zich daar best een voorstelling van maken. De fameuze Amerikaanse onderzoeker Ian Jukes heeft inmiddels aangetoond dat kinderen die nu opgroeien een geheel ander leerstrategie hebben ontwikkeld dan u en ik. Hun hersenen zijn anders gestructureerd. Anders is niet beter of slechter, maar gewoon anders. Dat betekent dat kinderen ook een andere benadering van volwassenen nodig hebben dan die waarin wij traditioneel zijn geschoold. En zij kunnen je precies vertellen hoe dat moet, als we maar naar hen willen luisteren.

Hoe belangrijk methodisch onderwijs in het verleden ook is geweest, het blijft de vraag of deze vorm van onderwijs nog voldoende aansluit bij de leerling van de 21e eeuw. Nederland scoort internationaal uiterst goed als het gaat om de zwakkere leerling. Ook bij de gemiddelde leerlingen doen we het goed en gelukkig is er steeds meer aandacht voor de heel goede leerling. Maar waar komt deze vreemde driedeling vandaan? Wel, dat ligt in grote mate aan het gestructureerde keurslijf van methodisch onderwijs. Methodisch onderwijs gaat uit van een gefixeerde leerlijn waar per definitie heel wat kinderen van afwijken. Alles wat er structureel onder zit zijn per definitie zorgleerlingen, zij die deze leerlijn volgen zijn goed en degene die daar bovenuit schieten noemen we excellent. Maar wat als een zeer begaafde leerling onder zijn of haar niveau presteert en toch ver boven het gemiddelde zit? Is dat dan geen zorgleerling? Of een minder getalenteerde leerling die dankzij grote inspanningen net onder ons gemiddelde scoort? Is hij of zij niet excellent? U ziet, kwalificaties moet je weten af te zetten tegen de context waarover we het hebben. En als het waar is dat de leerlingen van deze eeuw anders leren, dat er steeds minder standaard kinderen zijn, dan moeten we nu echt aan de slag met op het kind afgestemd onderwijs. Daarover wordt al jaren gesproken, in binnen- en buitenland, maar afgezien van wat kleine succesjes blijft ons onderwijs nog in hoge mate gekenschetst als klassikaal, methodisch onderwijs met een adaptief jasje. Als het waar is, zoals Michael Schratz uit Oostenrijk heeft beweerd, dat elk kind leert volgens een eigen leersysteem – even uniek als vingerafdrukken dat ook zijn – dan zou dat toch consequenties moeten hebben op de inrichting van de school. Om dit te bewerkstellingen hebben we goed geschoolde schoolleiders en leraren nodig die met veranderingen kunnen omgaan. Zowel de OECD als McKinsey hebben gewezen op de relatie tussen hoogwaardig onderwijs en goed geschoolde leraren en schoolleiders. Finland heeft dit nu de laatste twintig jaar in praktijk gebracht en wordt dan ook overlopen door hordes onderwijsgevenden die de kunst komen afkijken. Maar we leren er niet van, anders dan in Finland neemt elders de roep om gestandaardiseerde testen en toetsen toe, wat op gespannen voet staat ten opzichte van leerlinggebonden onderwijs. De commotie over de Citotoets en een mogelijke eindtoets primair onderwijs is daar een mooi voorbeeld van. 

Laten we realistisch zijn: hoe goed we onze docenten en schoolleiders ook opleiden, hoe goed we die professionele ruimte van die professional ook inrichten, we kunnen het niet alleen.

It takes a village to raise a child. Een succesvolle school staat midden in de gemeenschap, is verbonden met ouders, met jeugdwerk, kinderopvang, jeugdzorg, sportverenigingen en ga zo maar door. De ontwikkeling van een samenhangende visie hoe wij onze kinderen graag willen opvoeden is belangrijker dan ooit. Als het al moeilijk is om in deze caleidoscopische wereld op te groeien dan hebben kinderen het recht dat wij hen daarbij ook goed begeleiden en steun kunnen bieden, zowel binnen als buiten de school. En er is nog een tweede reden waarom we ons ook bezig moeten houden met de omgeving waarin kinderen opgroeien. Recente tragische zelfdodingen van kinderen, die uit het leven zijn gestapt omdat ze niet konden leven in een wereld van agressie, pesten en fysiek geweld, geven aan dat we hier met een groot probleem te maken hebben. Was pesten vroeger al voor velen onverteerbaar, met de komst van social media lijkt het zich af te spelen buiten ons zichtveld. Social media bieden kinderen een eigen wereld die moeilijk toegankelijk is voor de volwassen generatie boven de 30. Zij wanen zich daar onbespied. En waar geen controle is kunnen dit soort activiteiten ernstig uit de hand lopen, zoals wel is gebleken. Een reden te meer om social media serieus te nemen en je daar in te verdiepen. Kinderen die weten dat u daar ook bent en hen wil volgen, bedenken zich voordat zij zich met deze praktijken bezig willen houden. Het is dan ook goed dat de AVS, samen met anderen en het ministerie van OCW, zich op dit moment beramen op een effectieve aanpak van dit probleem.

Het gaat dus om verdere professionalisering. De AVS heeft al lange tijd gelobbyd voor extra middelen daarvoor. De maatschappelijke ontwikkelingen gaan in een exponentieel tempo. In 2002 hebben wij het initiatief genomen tot oprichting van de Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA) waarin in tien jaar tijd meer dan 2.700 schoolleiders de ordening van hun professionalisering hebben ondergebracht. Met de doorstart van de NSA in het Schoolleidersregister Primair Onderwijs en een cao-afspraak dat op afzienbare termijn elke leidinggevende, niet zijnde een statutaire bestuurder, zich daarbij gaat aansluiten, maken we voor de buitenwacht zichtbaar dat schoolleider zijn een apart vak is dat je niet zo maar kunt uitoefenen. Door de cao-afspraak dat voor scholing een bedrag van 2.000 euro per jaar – te betalen uit een extra toevoeging in de prestatiebox – beschikbaar is, wordt het ook mogelijk aan die professionalisering vorm te geven. Professionaliseren betekent niet alleen het volgen van een master of het bezoeken van cursussen. Echt professionaliseren in deze tijd betekent ook dat je deelneemt aan lerende netwerken, leert van het delen van kennis en good practise, je school verbindt met andere scholen waardoor je over de grenzen van je eigen school leert heen te kijken. Leren en kennisontwikkeling in de 21e eeuw doe je samen. Daarom heeft de AVS inmiddels, samen met andere partners, het Centrum Educatief Leiderschap (CEL) opgericht. Het centrum zal gaan functioneren als de virtuele- en fysieke ontmoeting van leidinggevenden en bestuurders in het primair en voortgezet onderwijs. Deelname aan CEL betekent niet alleen dat u in aanraking komt met grote internationale denkers zoals Fullan, Hargreaves, Sahlberg, Schratz, Hopkins en vele anderen, maar ook leren we daar gezamenlijk hoe de school op een hoger plan te krijgen. CEL is van ons allemaal. Om zoveel mogelijk onze leden te ontmoeten en het nuttige met het aangename te verenigen, hebben we een twintigtal ééndaagse cursussen uitgezet met thema’s die door jullie zelf zijn aangedragen. Behalve je een dag te verdiepen op dat thema geeft uw deelname hieraan ons ook de mogelijkheid om in samenspraak met schoolleiders en -bestuurders de lerende netwerken binnen CEL op te bouwen. CEL bestaat niet zonder die inbreng. Ik zou zeggen: “Doe mee met samen innovatie vorm te geven.” Meer informatie is verkrijgbaar bij de AVS. Onder andere de 3 CEL-bijeenkomsten worden gehouden in goed geoutilleerde vergaderzalen in het nieuwe AVS-kantoor aan de Herenstraat 35 in Utrecht, vlak bij onze vorige locatie. Dit prachtige pand moet de ontmoetingsplaats van ons allen worden. Door de moderne communicatie middelen zijn we in staat met elkaar webinairs te organiseren, skypemeetings en talloze andere vormen van online learning. Naast eerder genoemde zaken zijn er ook andere ontwikkelingen die ons zorgen baren. Door de daling van het aantal leerlingen en sluipende bezuinigingen op de bekostiging van onze scholen, raken veel leraren hun baan kwijt en wordt het voor nieuwe instroom zo goed als onmogelijk werk te vinden. Er is dus een groot overschot op de arbeidsmarkt. Maar er staat ons een helse ontwikkeling te wachten. Vanaf 2015 gaan grote groepen leraren én schoolleiders met pensioen. Dit betekent dat we nu een overschot hebben en mensen ontslaan, terwijl we hen straks meer dan nodig zullen hebben. Dit vraagt van scholen en besturen nu actie! De regio’s zullen moeten gaan samenwerken om zoveel als mogelijk mensen voor de sector te behouden. Als je in Nederland werkloos wordt heb je opeens geen werkgever meer die zich om je bekommert. Je staat er alleen voor. Dat moet veranderen. Er zijn grote kansen om regionaal de toekomst van de onderwijsarbeidsmarkt veilig te stellen door nu in actie te komen. Het gaat daarbij om doorwerken met behoud van uitkering, het samenvoegen van werkloosheid en vervullen van de vervangingsvraag, aanbieden van additionele scholing en binding aan de school. De AVS zal, in samenwerking met het Arbeidsmarktplatform PO, een aantal pilots uitwerken waarvan we de opbrengsten en resultaten via ons Centrum Educatief Leiderschap zullen verspreiden onder iedereen die daar belang bij heeft. U bent het die anders moet uitleggen aan boze ouders waarom er onvoldoende personeel in de school is. Het is daarom nu tijd voor actie.

Ik vermeldde het al even eerder, de komende jaren gaan aanzienlijke aantallen van ons met pensioen, na vele jaren zich met hart en ziel voor het onderwijs te hebben ingezet. Los van de eerder genoemde arbeidsmarkteffecten moeten we ook constateren dat de toekomst van onze pensioenen op het spel staat. Doordat de rente op een historisch laag peil staat, zijn ook de dekkingsgraden van de pensioenfondsen onder de vereiste 105% gedaald. Voor 2013 betekent dit dat alle pensioenen én pensioenaanspraken met 0,5% naar beneden zijn bijgesteld. Voor 2014 is de prognose zeker niet rooskleuriger. Dat betekent dat we op onze hoede moeten zijn, zeker na de laatste berichten dat onze pensioengelden gebruikt gaan worden om hypotheken op te kopen. We hebben gezien waar dat toe kan leiden. De AVS zet zich, via het Ambtenarencentrum, in voor een goede pensioenvoorziening voor allen in het onderwijs, jong en oud. Voor zowel huidige werkenden als gepensioneerden. Daarom is het belangrijk dat gepensioneerden en actieven goed zijn vertegenwoordigd in de AVS. Binnen onze vereniging is een werkgroep actief onder leiding van Hans Pennings, bestuurder bij de AVS. Hij en de leden van de werkgroep kunnen meer informatie verstrekken. Een gepensioneerd lidmaatschap van de AVS biedt nog meer voordelen, maar vooral blijft u betrokken bij het wel en wee van een sector waar u zoveel jaren hebt gewerkt.

Vorige week was het spannend voor onze groep 8-ers, de uitslag van hun noeste Cito-inspanningen zat verpakt in een kleine envelop. Voor veel leerlingen bracht de uitslag niet al te veel verrassingen, samen met de meester of juf en hun ouders is er al maanden gesproken over hoe verder na de basisschool. Dit schooladvies sluit in meer dan 85% aan bij de uitslag van de Citotoets. Het is een mooi instrument, die Citotoets, die zijn waarde in al vele jaren heeft bewezen. Een instrument dat een goede voorspelling geeft van je kansen in het VO. Maar er is ook een schaduwkant; door de enorme mediahype en doordat velen steeds weer proberen de gemiddelde uitslag per school af te 4

zetten tegen de kwaliteit van die school, gaat het mis. De druk wordt opgevoerd. Kinderen worden getraind om de Citotoets zo goed mogelijk te maken. De effecten die daardoor optreden zijn te vergelijken met het afleggen van een rijexamen, op een besloten terrein volgens een vast parkoers. Eenmaal overgeleverd aan het hectische verkeer van alledag zijn ongelukken dan voorspelbaar. Het lijkt nu wel dat het belangrijker is wat je in drie dagen presteert dan wat je in acht jaar hebt geleerd. Recent bereikten we een climax; staatssecretaris Sander Dekker stuurde een brief naar schoolbesturen waarin hij aankondigde dat hij, op verzoek van RTL4 met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur, de gemiddelde Citoscores, naast andere gegevens, openbaar wil maken. Nu is met openbaarheid niets mis; heel veel, zo niet alle deelnemende scholen publiceren hun gemiddelde Citoscore op websites en in schoolgidsen. Maar hier zit iets anders achter. De werkelijke bedoeling is om rankinglijstjes te publiceren, daarbij suggererend dat op basis van deze gegevens kan worden bepaald wat wel en wat geen goede school is. Teaching to the test ligt op de loer. Overdrijf ik? Welnee, dit gebeurt inmiddels in veel landen om ons heen. In Amerika heeft de No Child Left Behind-act van oorspronkelijk George Bush op basis van dit soort gestandaardiseerde testen het onderwijs ernstig doen verslechteren. Door de negatieve sancties die worden opgelegd bij niet steeds beter presteren op basis van dit soort lijsten, wordt er niet alleen massaal getraind op deze testen maar wordt er, zoals veel Amerikaanse collega’s mij toevertrouwen, massaal gefraudeerd. Ik denk dat het hier niet zo’n vaart zal lopen, maar we moeten wel waakzaam blijven. Mijn oproep is dan ook: blijf met je vingers van de Citotoets af. Het is een toets van en voor de leerling en van belang voor de betrokken ouders en de school. De onderwijsinspectie is in het leven geroepen om de onderwijskwaliteit in beeld te brengen van alle scholen in Nederland. Een bezoekje aan de website van de inspectie leert dat daar voldoende transparant en voor ieder zichtbaar de inspectierapporten zijn in te zien. We hebben hierover naar uw mening gevraagd. Het ging daarbij om vijf vragen: 1692 (!) van u hebben de enquête ingevuld in een tijdbestek van vier dagen. De uitslag:

1. De uitslag van de Citotoets geeft een goede onderbouwing voor het advies van de leraar voor de verwijzing van leerlingen naar het vervolgonderwijs. 68% ja 32% nee

2. De Cito-eindtoets meet de capaciteiten van de leerling in een aantal vakken en zegt weinig over de kwaliteit van het onderwijs in de school. 83% ja 17% nee

3. Om de kwaliteit van de school te bepalen, moet je naar het totale onderwijs over een langere periode kijken, en niet slechts naar de score op de Citovakken. 99% ja 1% nee

4. Publicatie van lijstjes met Cito-uitslagen per school zet ouders op het verkeerde been en is dus misleidend. 92% ja 8% nee

5. Als het ministerie van OCW de lijst met de Citoscores publiceert, overweeg ik stellig volgend jaar een andere onderbouwing van het schooladvies dan Cito. 59% ja 41% nee

Het is zonder meer een vingerwijzing dat zo’n 60% van schoolleiders overweegt te stoppen met het afnemen van de Citotoets als dit zo doorgaat. Nu zal dit in de praktijk zo’n vaart niet lopen, maar het is een duidelijk signaal dat we deze ratrace ten stelligste afwijzen. Het onderzoekje leverde ook nog eens meer dan 700 (!) spontane reacties op, verreweg de meeste in de trant van het volgende citaat: “Vraag 5 is me uit het hart gegrepen! Ik word zo langzamerhand 'spuugzat' van dat gedoe rond de Cito-eindtoets. De uitslag van de Citotoets zoals ‘het publiek’ die interpreteert, is de ruwe uitslag. Zo hebben wij vier leerlingen in groep acht met een IQ beneden de 80, een autist, een leerling met Gilles de la Tourette, een ADHD’er, drie leerlingen met ernstige dyslexie. Ik heb mijn team een compliment gegeven dat ze deze leerlingen tot en met groep 8 hebben kunnen begeleiden. Ik had enige tijd geleden een bijeenkomst over het leerlingvolgsysteem van ParnasSys. Na een uurtje of drie gesproken 5 te hebben over het berekenen van allerlei scores (tot ongeveer drie decimalen…) vroeg ik de aanwezigen wanneer we het eens over het kind achter die cijferbrij gaan hebben. Ik zie in het veld dat veel collega's steeds meer gedemotiveerd raken door de groeiende bureaucratie rond de groep en de uit de hand gelopen aandacht voor de eindtoets.” Maar we zijn er nog niet. De kans bestaat dat we alsnog uitkomen op een verplichte eindtoets voor alle basisscholen. Eerdere kabinetten speelden al met dit idee. Sterker, op dit moment wordt er serieus nagedacht in het departement over hoe zo’n eindtoets eruit zou moeten zien. Maar er zijn een viertal argumenten waarom een dergelijke eindtoets niet zinvol is en verspilling van geld en energie:

1. Anders dan bij andere schooltypen bezoeken alle leerlingen onze scholen met alle daarbij behoren kwalificaties. Dat veroorzaakt fluctuaties in opbrengsten die veel groter zijn dan bij bijvoorbeeld het eindexamen VO.

2. Alle scholen zijn inmiddels verplicht een leerlingvolgsysteem bij te houden, waarin de leerlingprestaties gedurende acht jaar worden bijgehouden en opgeslagen. De inspectie ziet daar op toe. Een eindtoets veroorzaakt nog meer vroegtijdige labeling en selectie op basis van een momentopname.

3. Scholen zullen hun lesprogramma’s sterk gaan afstemmen op de eindtoets. Aangezien een dergelijke eindtoets niet alle kerndoelen zal toetsen, zullen veel sociaal-emotionele en culturele vakken verschralen. Het zal zeker nadelig zijn voor alle overige taken en wensen die op het bord van de school zijn terecht gekomen.

4. En niet geheel onbelangrijk: een dergelijk eindtoets gaat kapitalen kosten, geld dat we liever in het primaire proces zouden willen steken.

Dit alles betekent niet dat scholen zich niet willen verantwoorden. Veel scholen werken al met rapportages via Vensters PO. Daarin worden ook, indien van toepassing, de Citoscores vermeld, maar dan wel in de context van de school. In de meer dan 150 jaar onderwijsgeschiedenis zijn we nog nooit zo op kwaliteit en transparantie gericht geweest als nu. En wat andere ook doen, wij zullen op deze weg doorgaan.

Het afgelopen jaar heb ik vele bijeenkomsten van directieberaden en andere bijeenkomsten mogen bezoeken die mij bijzonder hebben geïnspireerd. Ik ben altijd onder de indruk van uw passie en betrokkenheid bij het wel en wee van de school. Maar zeker ook van uw deskundigheid. Schoolleider of bestuurder zijn in deze hectische tijd is geen gemakkelijke opgave. Wij, bestuurders, schoolleiders en leraren maken het Nederlandse onderwijs. Daar kunnen we trots op zijn. Doe dus met ons mee, samen maken we het verschil. Het gaat om het hele kind, zijn weg naar volwassenheid, soms vallend, soms bang, soms overmoedig, maar het kan gelukkig een groot deel van deze weg vertrouwen op ons allen. Wat kan belangrijker zijn voor je kansen in het leven?

 

Downloads

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.