Negen op de tien scholen en besturen vinden het nieuwe toezicht een verbetering. Wel uiten enkele besturen en schoolleiders hun zorgen over de tijdsbesteding die het vernieuwde toezicht van hen vereist. Dat schrijven minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker in een brief aan de Tweede Kamer waarin ze hun beleidsreactie geven over de voortgangsrapportage ‘Naar Vernieuwd Toezicht’ van de Inspectie van het Onderwijs.
De voortgangsrapportage laat zien dat de ervaringen tijdens de pilotfase met het vernieuwd toezicht positief zijn. “De besturen waarderen de feedbackgesprekken. De inspectie wil er tijdens deze gesprekken voor zorgen dat de besturen een duidelijk beeld krijgen van wat hun verbeterpunten zijn en geeft aangrijpingspunten om daarmee aan de slag te gaan. Bovendien herkent het overgrote deel van de besturen en scholen zich in de oordelen en waarderingen van de inspectie. 86 procent geeft aan dat de tijdsinvestering in verhouding is met wat het onderzoek van de inspectie heeft opgeleverd. Gemiddeld geven besturen en scholen een 7,7 voor het inspectieonderzoek.”
Tijdsinvestering en toezichtslast vereisen wel aanhoudende monitoring, aldus de OCW-bewindslieden. De voorbereidingstijd van scholen en de (onduidelijke) informatieverstrekking richting scholen worden als knelpunten ervaren. “Enkele besturen en schoolleiders uiten zorgen over de tijdsbesteding die het vernieuwd toezicht van hen vereist. Voor besturen is het vooral onbekendheid met het vernieuwd toezicht en dat de kwaliteitszorg van het bestuur voor het eerst onderzocht wordt.” Bussemaker en Dekker stellen dat het van belang is dat besturen zicht hebben op de kwaliteit en de juiste informatie hiervoor verzamelen, maar dat het risico bestaat dat dit zijn doel voorbijschiet en de administratieve lasten onevenredig toenemen. “Wij roepen besturen op om hier op een evenwichtige manier mee om te gaan”, aldus Bussemaker en Dekker. Daarbij geven ze aan dat het niet de bedoeling is dat besturen in hun nieuwe rol meer informatie verzamelen voor een inspectiebezoek. De gegevens die scholen toch al in Vensters (Scholen op de kaart) verzamelen zouden voldoende moeten zijn.
In het nieuwe toezicht is een grotere rol weggelegd voor schoolbesturen. De inspectie begint met haar toezicht niet langer bij de scholen, maar bij die besturen. Die moeten daarbij laten zien hoe ze de kwaliteitszorg voor hun scholen hebben geregeld. Het schoolplan vormt daarbij het uitgangspunt.