De kwaliteit van het basisonderwijs in de drie noordelijke provincies van Nederland blijft achter bij de rest van Nederland. Dit constateert de Inspectie van het Onderwijs in het rapport `De kwaliteit van het onderwijs in het noorden van Nederland´.
17 procent van de basisscholen in Groningen, Friesland en Drenthe is zwak of zeer zwak. In heel Nederland gaat het `maar´ om 10 procent van de scholen. De scholen blijken vooral achter te blijven op de kwaliteit van de uitleg aan, en de zorg en begeleiding voor zwakke leerlingen. Staatssecretaris Dijksma had in overleg met de noordelijke provincies om het onderzoek gevraagd. Aanleiding hiervoor waren eerdere constateringen dat een groot deel van de zwakke en zeer zwakke scholen in de noordelijke provincies ligt. Sociaal-economische factoren kunnen volgens de inspectie een rol spelen bij de lagere kwaliteit, maar ze kunnen het verschil niet helemaal verklaren. Mogelijk speelt een rol dat veel scholen in het noorden vaak klein zijn en combinatieklassen moeten vormen. Dit vraagt veel van de kwaliteit van de leerkrachten. Ook heeft de inspectie aanwijzingen dat er op scholen te lage verwachtingen van leerlingen gekoesterd worden en dat er te weinig reflectie is op de eigen effectiviteit. De inspectie adviseert schoolleiders en bovenschoolse directeuren aandacht te besteden aan het didactisch handelen van leerkrachten en de zorg en begeleiding. Hiervoor is het ook belangrijk de prestaties van leerlingen kritisch te analyseren. Staatssecretaris Dijksma heeft het rapport inmiddels aangeboden aan de Tweede Kamer en met de schoolbesturen per provincie afspraken gemaakt om de kwaliteit van het basisonderwijs te verbeteren. De provincies zullen daarvoor het overleg met de gemeenten op zich nemen. De extra inzet bestaat onder andere uit meer ondersteuning van zwakke en zeer zwakke scholen door de PO-Raad en het vergroten van de deelname van deze scholen aan taal- en rekenverbetertrajecten. Ook zullen schoolleiders van zwakke scholen ondersteuning krijgen van sterke scholen (twinning). Een verbetering van de gewichtenregeling zorgt ervoor dat veel scholen in het noorden met ingang van aankomend schooljaar extra geld krijgen om achterstanden aan te pakken.
Actieplan
Staatssecretaris Dijksma zet ook landelijk extra acties in gang om het aantal zeer zwakke scholen in het basisonderwijs terug te dringen. Dit staat in het actieplan Zeer zwakke scholen dat onlangs aan de Tweede Kamer is aangeboden. De staatssecretaris wil het aantal zeer zwakke scholen drastisch terugbrengen, meldt het ministerie van OCW. “Kinderen hebben recht op goed onderwijs. Zeer zwakke scholen bieden geen goed onderwijs. Ik wil daarom extra maatregelen nemen om het aantal zeer zwakke scholen snel terug te dringen.” Het actieplan bestaat onder meer uit de volgende acties: o De termijn dat een school zeer zwak is, moet korter worden. De Inspectie van het Onderwijs zal daarom na een jaar een kwaliteitsonderzoek doen bij iedere zeer zwakke school. o De PO-Raad maakt een plan voor de versterking van besturen en schoolleiding van zwakke en zeer zwakke scholen. Onderdeel daarvan is de inzet van zogenaamde analyseteams (`vliegende brigades´). o De onderwijsinspectie maakt afspraken met scholen die in de gevarenzone zitten en grijpt eerder in als schoolbesturen hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de kwaliteit van het onderwijs niet nemen. Bij onvoldoende verbetering geeft het wetsvoorstel `Goed onderwijs, goed bestuur´ de staatssecretaris de mogelijkheid sancties te treffen. o Bij concentraties van zwakke en zeer zwakke scholen maakt OCW aparte afspraken met de betreffende organisaties en medeoverheden over de aanpak. Zo zijn er dus al afspraken gemaakt met de scholen in de drie noordelijke provincies, maar ook met de vrije scholen, het islamitisch onderwijs en een aantal scholen binnen de G4.