De afgelopen jaren heeft de AVS veel voor haar leden kunnen bereiken binnen de twee bestaande CAOs in het primair onderwijs. Maar beide CAOs zijn niet meer van deze tijd. Een beschrijving van de huidige gang van zaken en de argumenten voor een ingrijpende modernisering.

Meer vrijheid om zelf invulling te geven aan lokale voorkeuren
We kennen binnen het primair onderwijs twee zogenoemde collectieve arbeidsovereenkomsten (CAOs). De ene regelt de primaire arbeidsvoorwaarden (salaris, werktijden, pensioen etcetera) en heet de sector- CAO. Daarnaast kennen we de CAO-PO die vooral over secundaire zaken gaat. De sector-CAO wordt afgesloten tussen de vier vakcentrales. Namens de Ambtenaren Centrale doet de AVS dit, namens de FNV doet dat de AOb, namens het CNV is dit OCNV en namens de centrale werkgever is dit het ministerie van Onderwijs. Vervolgens hebben we ook nog de CMHF. De CAO-PO wordt afgesloten tussen de decentrale werkgevers (de vier besturenorganisaties) en de genoemde vakbonden.

Lobby
De laatste jaren heeft de AVS een fors aantal zaken in het belang van haar leden gerealiseerd binnen deze twee CAOs. Vaak regelden we deze zaken echter via de juiste lobby. Niet altijd gebeurde dat aan de CAOtafel, waar we tussen de grote centrales toch een bescheiden positie innemen. Ondanks dat de grootte van het getal niet alles zegt, hebben we een relatieve positie ten opzichte van de grotere vakcentrales. We hebben soms zelfs ideen gerealiseerd door deze via de werkgeverskant te initiren. Als vragende partij moeten we overigens altijd afwachten waar de voor ons belangrijke onderhandelpunten op de prioriteitenlijst komen te staan.

Veranderingen
Beide CAOs kenmerken zich door gebrek aan flexibiliteit en overdreven gedetailleerde regelgeving. Ze zijn niet meer van deze tijd en weinigen zien in dat een CAO slechts een middel is en niet een doel op zich. In de toekomst zullen beide CAOs dan ook aan forse verandering onderhevig zijn. Zowel de inhoud als het CAO-model zelf. Daarnaast zullen de spelers die de CAO bepalen, veranderen. Kortom, het hele proces van de totstandkoming van een CAO zal aan verandering onderhevig zijn. Allereerst gebeurt dit op inhoudelijk vlak. De AVS pleit voor een forse modernisering van de beide CAOs. Geen tot op de komma geregelde zaken die de bedrijfsvoering op de scholen tot in de details regelen. Waarom zo strak vasthouden aan taakbeleid en normjaartaak? Waarom zo strak verlofregelingen per situatie beschrijven? Het moet toch mogelijk zijn om als werkgever en werknemer een aantal van deze zaken op instellings- of schoolniveau als volwassen mensen te kunnen regelen? De discussie over deze modernisering is gestart bij beide CAOs. De AVS stimuleert deze discussie van harte. Dan de structuur van de CAO. De AVS vindt dat we moeten toegroeien naar een CAO la carte. Dat wil zeggen dat het volume van de totale arbeidsvoorwaarden wel dient te worden vastgelegd, maar dat op decentraal niveau (en uiteindelijk zelfs per individu) de vrijheid moet bestaan om zelf invulling te geven aan lokale voorkeuren. Zo kan de behoefte per school anders zijn. De landelijke CAO moet het raamwerk geven; de invulling ervan gebeurt decentraal. Landelijk wordt overlegd met de vakbonden en decentraal met de medezeggenschapsraad (of vakbonden indien men daarvoor kiest). Als men de ruimte niet wenst in te vullen, dan kan men natuurlijk kiezen voor een stramien dat als voorbeeld wordt meegegeven bij het kader. Deze ontwikkeling zal niet lang op zich laten wachten. Het is het onomkeerbare effect van een steeds verder professionaliserende sector. De derde verandering betreft de partij die over de CAOs onderhandelt. De minister heeft aangegeven dat ze medio 2008 voor het primair onderwijs de primaire arbeidsvoorwaarden wil decentraliseren. Als voorwaarde stelt zij dat er dan een representatieve sectororganisatie dient te zijn. Indien dit doorgang vindt, zullen beide CAOs in elkaar worden verweven. Dat betekent ook dat het ministerie zich zal terugtrekken als werkgever die de CAO-onderhandelingen voert.

Welke zijde?
Dit houdt in dat de AVS zich moet orinteren op de vraag aan welke zijde van de tafel zij de belangen van de leden het beste kan behartigen. Aan de werknemerskant, waar we de vragende partij zijn tussen een aantal grote spelers? Of aan de werkgeverskant, waarbij we meer invloed hebben op de besteding van middelen en waar we één van de grotere partijen zijn? Onze leden zijn zowel werknemer als werkgever (zie Belangenbehartiging in de breedste zin op pagina 12). Er zijn dus argumenten voor beide varianten. We schatten in dat we uw belangen uiteindelijk beter kunnen blijven behartigen aan de werkgeverskant. Daar kunnen we meer invloed uitoefenen op de randvoorwaarden waaronder schoolleiders/managers kunnen en moeten functioneren. Overigens willen wij een ontwikkeling stimuleren, waarbij de raden van bestuur en bovenschoolse managers eigen arbeidscontracten afsluiten met hun toezichthouder. Daarnaast zien wij in de toekomst binnen de sectororganisatie een eigen CAO voor schoolleiders, die meer recht doet aan hun specifieke positie.

Auteur: Michiel Wigman
Thema > Bakens verzetten
Kader Primair Special – december 2005

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.

Gerelateerd nieuws