Als werken niet meer kan

Voor iedere werknemer komt ooit het moment van stoppen met werken. Soms omdat de hoofdprijs in de loterij is gewonnen, veel vaker omdat de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt. Maar er zijn meer situaties denkbaar. Omstandigheden waarin de werknemer best zou willen doorwerken, maar waarin dat niet meer kan. Door bijvoorbeeld ontslag, arbeidsongeschikt of overlijden. Wat gebeurt er in die gevallen met de pensioenopbouw, volgens het pensioenreglement zoals dat geldt vanaf 1 januari 2007?

Gevolgen voor pensioen door nieuw reglement per 1 januari 2007
Voor de groep werknemers die nog van de FPU-regeling gebruik kan maken, is weinig veranderd. Alleen voor ontslag is de regeling gewijzigd ten opzichte van 2005. Als een werknemer uit deze groep ontslagen wordt, krijgt hij recht op pensioenopbouw volgens de opbouw van het ABP KeuzePensioen: een opbouwpercentage van 2,05 procent en een franchise van 9600 euro. Bij overlijden en arbeidsongeschiktheid zijn er geen veranderingen. De pensioenopbouw loopt door tot 62 jaar. Bij overlijden telt de tijd voor 5/7 deel mee, bij arbeidsongeschiktheid is de opbouw 70 procent.

Deelnemers die onder het KeuzePensioen vallen
Hieronder volgen de wijzigingen voor deelnemers voor wie de regeling van KeuzePensioen in de plaats is gekomen van FPU:

o ABP Pensioen en ontslag
Wie ontslagen wordt, zonder een andere baan te hebben, ontvangt onder voorwaarden een WW-uitkering van de overheid. Vanaf oktober 2006 duurt die uitkering voor de meeste mensen drie jaar en twee maanden. Het kan zijn dat de werknemer via de werkgever op grond van de CAO-regeling recht heeft op een wachtgelduitkering. Dat betekent dat de uitkeringsperiode langer wordt of dat hij een hogere uitkering ontvangt tijdens de periode van werkloosheid. Ook voor het pensioen maakt het hebben van een wachtgeldregeling in de CAO verschil. Gedurende de periode dat de werknemer de wachtgelduitkering of WW-uitkering ontvangt, loopt de pensioenopbouw slechts gedeeltelijk door. Ontvangt de werknemer een wachtgelduitkering, dan bouwt hij voor zijn ABP KeuzePensioen 50 procent op. Ontvangt hij een WW-uitkering, dan bouwt hij 37,5 procent op. De pensioenopbouw tijdens wachtgeld is dus iets hoger, maar tijdens die periode moet de werknemer wel zelf het werknemersgedeelte van de premies blijven betalen. Zijn ex-werkgever zal die premies inhouden op de uitkering. Omdat hij pensioen blijft opbouwen bij ABP, blijft hij ook deelnemer in de regeling. Het voordeel daarvan is dat zijn risicoverzekering voor het nabestaandenpensioen blijft bestaan. Mocht hij voor zijn 65ste overlijden, dan hebben zijn partner en kinderen recht op respectievelijk een partnerpensioen en wezenpensioen. Ook zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering loopt in die periode door. Als hij arbeidsongeschikt wordt, heeft hij onder de normale voorwaarden recht op ABP Arbeidsongeschiktheidspensioen. Bij de overgang van de FPU naar de regeling voor KeuzePensioen is afgesproken dat deelnemers die op 1 januari 2006 werknemer waren en werknemer blijven, recht hebben op extra inkoop van KeuzePensioen. De opbouw vanaf 2006 is hoger dan voorheen. De inkoop is bedoeld om ook over de tijd gelegen vóór 2006 een hogere pensioenopbouw te realiseren. Het recht op inkoop is verbonden aan een aantal voorwaarden. Eén van de voorwaarden is dat het recht verloren gaat indien iemand meer dan 18 maanden werkloos is en wachtgeld of WW ontvangt. Wanneer iemand ontslag neemt of krijgt, maar er geen sprake is van een uitkering, dan gaat het recht al na twee maanden verloren. Geen uitkering betekent namelijk ook geen pensioenopbouw. De klant wordt dan door ABP gezien als een gewezen deelnemer en voor die klanten vervalt het recht na twee maanden. Gedurende de uitkeringsperiode loopt de pensioenopbouw door, maar sociale partners hebben afgesproken dat de opbouw maximaal doorloopt tot 62 jaar, ongeacht de duur van de onderliggende ontslaguitkering. Ook is in het reglement opgenomen dat het KeuzePensioen voor WW´ers en wachtgelders, anders dan de naam doet vermoeden, automatisch ingaat wanneer de deelnemer 65 jaar wordt.

o ABP Pensioen en arbeidsongeschikt worden
Bij arbeidsongeschiktheid bepaalt de mate waarin de werknemer nog kan werken welke wettelijke WIA-uitkering hij zal krijgen: een IVA-uitkering wanneer hij volledig arbeidsongeschikt is of een WGA-uitkering wanneer hij nog gedeeltelijk arbeidsgeschikt is. Wanneer hij een van deze uitkeringen ontvangt, heeft hij bij ABP (onder voorwaarden) recht op een ABP Arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP). Gedurende de periode dat hij recht heeft op AAOP, bouwt hij 50 procent pensioen op tot maximaal zijn 65ste, gecorrigeerd voor de mate van arbeidsongeschiktheid. Deze pensioenopbouw is premievrij. Als hij arbeidsongeschikt raakt, hoeft hij dus geen pensioenpremie meer te betalen. Ook zijn verzekering voor het nabestaandenpensioen blijft doorlopen in de periode dat hij AAOP ontvangt. Net als voor werknemers die ontslagen worden, geldt voor werknemers die arbeidsongeschikt raken dat ze gedurende een zekere periode hun eventuele recht op inkoop voor het KeuzePensioen behouden. Bij arbeidsongeschiktheid is die periode begrensd op vijf jaar. Als iemand dus revalideert binnen vijf jaar nadat hij volledig arbeidsongeschikt is geworden, blijft het recht op inkoop bestaan. Bij later of niet revalideren vervalt het recht op inkoop. Sociale partners hebben in het reglement opgenomen dat het KeuzePensioen voor arbeidsongeschikte deelnemers automatisch ingaat op het moment dat de deelnemer 65 jaar wordt. Voor deelnemers die nu al arbeidsongeschikt zijn, verandert er op dit moment niets aan hun opbouw ten opzichte van de oude regeling uit 2005. Na reïntegratie gaan de deelnemers geboren vóór 1950 weer opbouwen conform hun oude regeling en uiteindelijk kunnen zij met ouderdomspensioen. Deelnemers geboren na 1949 gaan na reïntegratie opbouwen met de parameters die bij ABP KeuzePensioen horen.

o Levensloop of bijsparen bij ABP
De levensloopregeling is inmiddels ingevoerd. De inleg en opname van levenslooptegoed loopt via de werkgever. Daarom kunnen werknemers geld storten naar hun levenslooprekening. En ook alleen werknemers kunnen verlof opnemen uit het levenslooptegoed. Hoewel sparen voor levensloop niet mogelijk is tijdens WW, wachtgeld en AAOP, is het wel mogelijk om in die periode bij te sparen voor meer pensioen via ABP.

o ABP Pensioen en overlijden
De vervanging van FPU door KeuzePensioen is vormgegeven door het ouderdomspensioen te verhogen. Sociale partners hebben het reglement aangepast, zodat het hogere ouderdomspensioen leidt tot een partnerpensioen dat te vergelijken valt met het pensioen uit de oude regeling. Bij overlijden voor 65 jaar, wordt voortaan het pensioen berekend over de tijd alsof de deelnemer tot 65 jaar zou hebben gewerkt, maar het partnerpensioen over de tijd vanaf 1 januari 2006 bedraagt 5/10 deel in plaats van 5/7 deel van het op te bouwen KeuzePensioen. Ook bij overlijden tijdens AAOP heeft de werknemer recht op een partnerpensioen waarbij gerekend wordt met pensioengeldige tijd tot 65 jaar. Bij overlijden tijdens wachtgeld of WW blijft de leeftijd van 62 jaar gehandhaafd voor de berekening van het partnerpensioen.

Verder in dit nummer
Auteur: Piet van Mil, loyalis
Kader Primair 4 – december 2006

Let op: Dit artikel is meer dan vijf jaar geleden gepubliceerd en bevat wellicht incorrecte, onvolledige of ongeldige informatie.