Jongens en meisjes wijken in het gekozen brugklasniveau even vaak af van het advies op basis van de Cito-toets. Maar meisjes gaan vaker naar een brugklas van een hoger niveau; jongens naar een lagere brugklas dan op grond van het advies verwacht mag worden. Autochtone leerlingen met een havo-advies kiezen vaker voor het vmbo dan niet-westers allochtonen met datzelfde advies. Daarentegen gaan autochtone leerlingen met een advies voor beroepsgericht vmbo iets vaker dan niet-westers allochtone leerlingen naar een hoger brugklasniveau. Over het algemeen gaan kinderen van ouders met een hoog inkomen vaker naar een hoger brugklasniveau dan het Cito-advies aangeeft. Ruim een derde van de kinderen uit rijke gezinnen en slechts een vijfde van de kinderen uit minder rijke gezinnen stroomt in een hoger brugklasniveau in. In het tweede jaar van het voortgezet onderwijs volgt de overgrote meerderheid van de leerlingen onderwijs op het niveau waarop ze in de brugklas zijn begonnen. Slechts 3 procent van de leerlingen is na het eerste jaar opgestroomd naar een hoger niveau. Ook 3 procent is afgestroomd naar een lager niveau. Leerlingen die hoger of lager dan hun advies zijn ingestroomd in de brugklas, wisselen na het eerste jaar duidelijk vaker van niveau.
Meer informatie: http://www.cbs.nl/