Onderwijskundig leiderschap volgens directeur en teamlid IB´er Celeste van der Veldt: Auteur: Andrea Linschoten
Directeur Edwin Borger:
Als locatiedirecteur ben ik verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken op school. Voorheen was ik hier IBer en adjunct. Toen was ik al aanspreekpunt en hield ik me bezig met de onderwijskundige kant. Maar als directeur heb ik meer ruimte om mensen aan te spreken als het goed of niet goed gaat. Ik sta twee dagen voor groep 8 en ben drie dagen ambulant. Mijn meerscholendirecteur schermt mij nog wel af. Hij doet de lumpsumbesprekingen en is de buffer tussen school en onderwijskantoor. Als ik zou willen, kan ik de hele dag bezig zijn met hapsnap- werk, zoals de post, de mail, gesprekken met ouders en collegas. Daarbij komen managementtaken als WSNS, de kwartaalafrekeningen, de formatie. Hier moet ik nog een goede verdeling in vinden. Af en toe maak ik ruimte in mijn agenda en ga ik poppenkast spelen voor de kleuters. Ik moet mijn kantoor uit en met onderwijs bezig zijn. Anders zit ik de hele dag achter de PC. Hoewel ik de managementtaken interessant vind, zie ik het onderwijskundig leiderschap als het leukste gedeelte van mijn werk. Dit is mijn eerste jaar als directeur en ik heb er bewust voor gekozen om niet te veel te willen. Ik ga me het directeurschap eigen maken. Ik heb als eerste persoon de tijd, plek, visie en het hart om onderwijskundige vernieuwingen in te brengen. Ik neem het team mee in mijn visie op onderwijs. Ik moet nog wel leren dat ik in mijn enthousiasme ook ruimte laat voor anderen. Toen ik mijn IB-taken aan Celeste overdroeg, had ik het al kant-en-klaar op papier staan. Ik liet weinig ruimte aan de ander. Gelukkig krijg ik goede feedback van mijn team. Om onderwijskundig in beweging te komen, nemen we de tijd. Volgende week hebben we een werklunch; dan gaan we zonder doel, zonder agenda, met de benen op tafel. We gaan de dialoog aan, wat vinden we als team belangrijk? Ik kan wel alleen een plan ontwikkelen (bijvoorbeeld rond adaptief onderwijs), maar het valt of staat met hoe mijn team ermee omgaat. Het gaat er niet zozeer om wat je verandert, maar hoe je dat doet. Eerst moet voor iedereen de noodzaak tot veranderen duidelijk zijn, iedereen moet er zin in hebben. De volgende stap is dan: wat willen we veranderen? Deels is dat voorgeschreven vanuit de ouderenqute, het Inspectierapport en het kwaliteitsrapport. Dat combineren we met wat het team wil. Ik heb wel een droom, een visie, en die wil ik het team duidelijk maken: groepsdoorbrekend onderwijs. Ik zal dingen aandragen en het team ook. En dan is het mijn overtuiging dat je het gewoon moet gaan doen. Niet eerst een heel plan maken, gewoon aan de slag. Zo ken ik een school waar alle groepen, van 1 tot en met 8, elke dag het eerste half uur lezen. Daar kun je wel een heel plan over schrijven, maar met een klein organisatiemodelletje hoop ik dat het team er enthousiast voor wordt. Het inzetten van passie vind ik belangrijk. De een kan goed blokfluit spelen, de ander is goed in handvaardigheid, een derde is een kei op onderwijskundig gebied. Leerkracht zijn is een echt vak, daar mag je trots op zijn. Het leuke van mijn werk is dat ik de tijd heb om erover na te denken.
Edwin is meer een onderwijskundig leider dan een manager. Hij is een gevoelsmens en vraagt veel feedback. Het team is heel open, alles kan besproken worden en niemand voelt zich buitengesloten. We zijn bezig met adaptief onderwijs. Edwin heeft dan een plan dat hij in het team brengt. Wij kunnen daar op schieten en ideen opperen. Daar doet hij vervolgens weer iets mee. Hij kan een ander idee ook beter vinden dan dat van zichzelf, dat werkt erg prettig. Edwin is heel creatief, hij heeft veel ideen. Hij bedenkt ook echt dingen die bij het team passen, zoals de buurtschool en de mensen die hij uitzoekt om iets mee te doen. Bij projecten is er ook ruimte voor eigen ideen over de aanpak van iets. We denken bijvoorbeeld met elkaar na over klassendoorbrekend onderwijs. We vergaderen om de week. Edwin heeft ook wel eens een idee dat ons niet aanspreekt. Dan zet hij het gewoon in de ijskast. Onze enige valkuil is eigenlijk dat we zoveel dingen leuk vinden. We willen heel veel doen. Dat zou wat gestructureerder kunnen. Nu bekijken we samen of we activiteiten beter over het jaar kunnen verdelen, doorschuiven naar rustiger periodes. Dat overenthousiasme komt uit een goed schoolhart, we zijn professionals, maar werken ook op gevoel. Als we projecten doen, gaan we echt leven. Zo doen we binnenkort een sprookjesproject. Ook zijn we actief als buurtschool. We betrekken de buurt meer bij de school. We willen van alles op poten zetten, bijvoorbeeld elk jaar twee dingen doen met het verzorgingstehuis. Maar dat gaan we wel meer plannen. Vaak hebben we in juni en juli nog veel gepland, maar Edwin zet er dan de rem op. Die laatste periode is eigenlijk te druk, hij houdt daar zicht op en zorgt dan dat er structuur is.
Thema Onderwijskundig leiderschap
Kader Primair 8 – april 2006