Minister Slob van Onderwijs wil scholen vrije ruimte geven om het onderwijs in te vullen. Behalve verplichte aandacht voor bijvoorbeeld rekenen en taal, mogen scholen zo’n 30 procent van de onderwijstijd naar eigen inzicht invullen. Dat staat in de kabinetsreactie over het verbeterde curriculum die de minister op 9 december naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. In het curriculum staat wat leerlingen moeten kennen en kunnen.
In de keuzeruimte kunnen leraren, scholen en besturen beter inspelen op hun omgeving, het profiel van de school, en de behoeften, talenten en wensen van hun leerlingen. Ook kunnen scholen, indien nodig, juist meer aandacht besteden aan kennis en vaardigheden uit het kerncurriculum voor leerlingen die hier meer moeite mee hebben.
Minister Slob: “In het verbeterde curriculum leggen we vast wat leerlingen minimaal moeten kennen en kunnen. Leraren en schoolleiders weten wat hun leerlingen nog meer nodig hebben. Daarom wil ik hen de ruimte geven. Scholen kunnen daardoor bijvoorbeeld meer tijd besteden aan lezen als hun leerlingen daar behoefte aan hebben.”
Ondersteuning scholen
Hoe groot de verandering per school gaat zijn, zal per school verschillen. De minister geeft aan dat hij oog en begrip heeft voor actuele knelpunten als de ervaren werkdruk en het lerarentekort, waardoor een actualisatie van het curriculum beleefd kan worden als een extra belasting. Veel scholen geven eigentijds onderwijs en zijn bijvoorbeeld al met relatief nieuwe onderwerpen als burgerschap en digitalisering bezig. Er komt ondersteuning voor leraren en scholen om het verbeterde curriculum in de lessen en op scholen in de praktijk te brengen. Hoe die ondersteuning er precies gaat uitzien, wordt besproken met de scholen.
Te versnipperd, te vol en verouderd
Wat leerlingen moeten kennen en kunnen sluit niet meer volledig aan bij de behoeften van de samenleving en het onderwijs zelf. Het huidige curriculum is te versnipperd, te vol en op onderdelen verouderd: de kerndoelen zijn al bijna 15 jaar niet opnieuw bekeken. Ook sluiten het basis- en voorgezet onderwijs onvoldoende op elkaar aan. Bovendien geven leraren aan dat er bij veel maatschappelijke problemen naar het onderwijs gekeken wordt. Er moeten keuzes worden gemaakt. Daarom moet het curriculum verbeterd worden.
Planning
De ontwikkeling van het curriculum op schoolniveau vindt continu plaats. Daarom werken veel scholen momenteel al aan (onderdelen van) het beoogde curriculum. De planning is dat het verbeterde curriculum in 2023-2024 in gaat. Daarna volgt een overgangsperiode van vier jaar. De bovenbouw van het voortgezet onderwijs volgt later: hiervoor worden eerst bouwstenen geformuleerd, voordat de stap wordt gezet naar eindtermen. Voordat het zover is worden de voorstellen met leraren, schoolleiders en scholen verder uitgewerkt tot concrete onderwijsdoelen.
Vervolgproces
Op 10 oktober hebben 150 schoolleiders en leraren hun voorstellen gepresenteerd aan de minister. Duizenden leraren, schoolleiders, curriculumexperts en andere betrokkenen hebben daarover meegedacht en ideeën gegeven. In het vervolgproces, dat start na het debat in de Tweede Kamer, worden opnieuw leraren, schoolleiders, maar ook bijvoorbeeld wetenschappers betrokken. De minister is van plan een adviesraad van wetenschappers in te stellen die zich richt op het bewaken van de doelstellingen van de curriculumherziening.