Afgelopen vrijdag (17 maart) opende Richard de Hoop als keynote het congres van AVS – ‘Samen maken we school’. Dat ziet hij voor zich als een orkest, waarin wij als medewerkers – nee, als mens – de instrumenten* zijn. En waarbij de eigenheid van elk instrument er mag zijn. En diens impact.
Dat laatste vond ik het mooiste van zijn opening.
Stel, ik ben die trommel – met bijbehorende herrie – ik en mijn herrie mogen er zijn. Ben ik de harp? Mijn dragend getokkel, het strijken langs de snaren – het mag er zijn. En we hoeven niet allemaal de viool te zijn, de bas of de hoorn om een wezenlijk aandeel te leveren aan het voorliggend muziekstuk. Ik vond dat geruststellend, maar het zette mij ook aan het denken.
Sterker, het hield mij heel het weekend nog bezig.
Wat als ik bas ben, maar de snaren niet weet te vinden. Wat als ik de hoorn ben, maar ik heb geen adem? Ik mag dan wel de gitaar zijn, maar ben ik het ook voldoende geworden? Heb ik wel genoeg geoefend om te zijn wie ik ben?
Of geacht wordt te zijn?
Volgens Richard de Hoop gaat aan ‘virtuositeit’** keihard studeren vooraf. Je speelt niet zomaar de viool, je bent als bas niet zomaar het fundament van een rockband. Je speelt, ongeacht welk instrument, niet zomaar mee in een goed stuk. Je hoeft daarnaast als harp ook niet de partij van de trommel te spelen, de trompet hoeft niet de piano te zijn. Elk instrument heeft én kent zijn eigen partij. Althans, dat is wel de bedoeling.
Afgelopen weekend, het was tijdens het strijken van mijn bloezen, bedacht ik me dat het ‘zijn’ en ‘worden’*** van jezelf als instrument, gelijk staat aan het nemen van verantwoordelijkheid daarvoor.
Meespelen in een orkest, onderdeel zijn van een rockband, kan alleen als je als instrument je taak kent en je verantwoordelijkheid neemt. Het kan alleen als je als instrument weet waartoe je bent, welke samenklank gewenst is, welk nummer mooi gezongen of bezielend gespeeld moet worden.
Lang geleden – toen ik nog jong, onbezonnen en slank was – speelde ik in de plaatselijke fanfare. Als ik op woensdagavond met blauwe lippen probeerde mee te spelen, wist de dirigent dat ik heel de week de trompet niet uit de koffer had gehad. Na een half uur zwoegen had ik geen lipspanning meer, kwam er alleen maar een weifelachtig zuchten uit mijn trompet – alsof er ergens in de ruimte een deur openstond – en deed ik niet mee in de gewenste samenklank van het stuk. Mijn partij viel weg en mede-trompettisten moesten nog harder werken.
Gefronste wenkbrauwen en een uitbrander van de dirigent waren mijn deel.
Als ik als pianist in de coverband ‘Arrow Revival’ mijn verantwoordelijkheid niet neem, thuis de nummers niet inoefen, de riffjes niet ken of zelfs in de verkeerde toonsoort begin, krijg ik de wind van voren. En terecht. We spelen met ons vieren, onze samenklank is afhankelijk van de persoonlijke inspanningen van alle bandleden om er samen iets moois van te maken.
Anders blijft de dansvloer leeg.
Na een weekend vol reflectie is dat dan ook mijn conclusie: onze scholen zijn dansvloeren! En verantwoordelijkheid nemen leidt tot swingen. Alleen dan krijgen we de boel aan het dansen, alleen dan wordt er luidkeels meegezongen.
Zelf aan de slag met ‘het orkest’ van Richard de Hoop? Maak je eigen teamprofiel op www.richarddehoop.nl/avs
* Vanuit het gedachtegoed van Belbin; diens teamrollen zijn door Richard de Hoop ‘verinstrumenteerd’.
** We hoeven echt niet allemaal ‘virtuoos’ te zijn als instrument; hier bedoel ik veel meer het ‘meesterlijk’ samenspel.
*** Geleend van Margriet Sitskoorn, afsluitende keynote van het AVS Schoolleiderscongres