Deze column is gericht aan mijn mede-man

‘Ja hoor,’ roep ik vanuit de keuken naar het terras – daar waar Arie zit – ‘We hebben er weer een!’

Ik wacht haar reactie niet af, neem een slok koffie en lees al scrollend het bericht verder op mijn tablet. Er is opnieuw een hoogleraar op non-actief gesteld vanwege grensoverschrijdend gedrag. Het bericht meldt dat het hier gaat om een kundige arts, werkzaam voor een gerenommeerd ziekenhuis, die veel goed werk doet voor wetenschappelijk onderzoek.

Tussen de regels door stel ik vast – met de summiere informatie, hier voorhanden in mijn keuken – dat het weer om een man gaat met weinig gevoel voor gepast gedrag. En dat het tien jaar heeft geduurd voordat hij van zijn werk afgehaald kon worden.

Tien jaar.

Ik richt deze column daarom tot mijn mede-man. En dan vooral tot de man in deze positie, voorzien van enige status – vaak zichzelf toegeschreven – en gerechtigd tot het nemen van besluiten.

Mannen in risicovolle context.

Helaas zijn wij onverbeterlijk gebleken. Nog steeds houden wij de pik niet in de broek en de handen thuis. Nog steeds kennen wij de impact van onze onbehoorlijke woorden en eender gedrag niet. Nog steeds ontberen wij de kunst van de andere kant opkijken en menen wij elk godswonder op ’s Heeren wegen van ongevraagd commentaar te moeten voorzien. Wij kennen weinig bescheidenheid.

Beste mede-man, wie ben jij om vanuit jouw verworven positie zo’n verwerpelijke houding aan te nemen – vaak jarenlang. Wie ben jij om je zo te gedragen tot je medemens om uiteindelijk van je werk te moeten worden afgehaald?

Is het je kennis waar je prat op gaat, die jou schier onmisbaar maakt? Is het je positie, je vooropleiding, je achtergrond?

Beste mede-man, geen enkele opleiding – hoe academisch ook – rechtvaardigt onfatsoenlijk gedrag. Geen enkele positie – hoe leidinggevend ook – legitimeert het meelopen naar de kopieermachine voor meer dan alleen een kopietje. Kennis wettigt niet de ongevraagde hand op schouder, dijbeen of borst. Vragen die jou gesteld worden, zijn geen uitnodigingen voor aan tafel of in bed.

De glimlach is niet de toenadering die jij op de juiste waarde inschaten waar jij werk van maakt.

Beste mede-man, vanuit diepe verontwaardiging richt ik het woord tot jou. Niet omdat ik veel beter ben, nee, zeker niet. Maar vanuit een raar soort verantwoordelijkheidsgevoel voor die andere mede-man die wel snapt dat leiderschap vaak een stap terug doen is – om ruimte te kunnen geven aan de ander. Dat bescheidenheid leidt tot veel meer beweging in de goede richting, dat relatie altijd gebaseerd is op respect. Dat medemenselijkheid niets afdoet aan gezag of positie.

Juist niet.

Meer dan ooit, in een tijd waarin relaties tussen mensen van verschillende signatuur op gespannen voet lijken te staan, is het zaak bewust te zijn van je plek en zeggingsmacht – gedraag je daarnaar en wees geen hork.

Hoe leider je ook bent, hoeveel kennis je ook bezit; het gaat niet om jou.