Gisteren kocht ik in een opwelling de NRC bij een benzinepomp aan de A12. Op zich geen schokkend nieuws, ware het niet dat ik nooit een krant koop. Behalve als Nederland wereldkampioen voetbal geworden is, Irene Schouten de Elfstedentocht gewonnen heeft of De Graafschap gepromoveerd is naar de Eredivisie.
Gisteren kopte de krant dat er een heuse uitstroom van schooldirecteuren dreigt in Amsterdam. Vijf directeuren geven aan – om allerlei redenen – dat het tijd geworden is voor iets anders.
Zonder het artikel gelezen te hebben – want ik moest door naar de volgende afspraak – stapte ik ietwat geprikkeld de auto in. Er ging van alles door mijn hoofd. Vijf directeuren in Amsterdam gaan aankomend schooljaar iets anders doen, waarom heeft dit zo’n nieuwswaarde dat het op de voorpagina komt? Onlangs nam ik afscheid van een collega die iets anders ging doen en de overstap maakte naar Defensie. Het heeft de krant niet gehaald.
Zonder het artikel gelezen te hebben, werd ik wat narrig. En dan ben ik niet op mijn best, weet ik inmiddels. Dan ga ik allerlei dingen bedenken, allerlei speculaties en gissingen doen, die nadien allemaal weer teruggedraaid moeten worden. Ik leer het nooit.
Op de A12 riep ik tegen niemand dat dit artikel geschreven is in het hardnekkige narratief – vervelend woord – dat het werken in het onderwijs onderhand onmenselijk geworden is. Dat met het oplopende tekort aan goede mensen een groot risico genomen wordt met de mensen die nog overeind staan. En dat niemand daar iets aan doet.
Toegegeven, het tekort aan goede mensen trekt een zware wissel op de sector en diens mensen. Maar de veronderstelling dat er onmenselijk hard gewerkt moet worden in het onderwijs draagt niet bij aan het aantrekken van goede mensen. Het tekort aan goede mensen impliceert nog teveel de opvatting dat het vele werk dan over minder schouders verdeeld moet worden. Wellicht kan het vele werk ook wat minder.
Op de linkerbaan van de A12 – het schiet weer eens niet op – zit ik te bedenken waarom de exodus in Amsterdam zo in het nieuws komt. Is het permanente tekort aan goede mensen in de scholen de druppel geweest voor de vijf directeuren? Ik ken verhalen van mensen die al om 07.00 u bezig zijn met het bemensen van de groepen, het herverdelen van de leerlingen of het naar huis sturen van kinderen. En om 18.30 u de laptop dichtklappen en vertwijfeld denken: ‘Wat heb ik vandaag eigenlijk gedaan?’
Zulke dagen zijn sluipmoordenaars.
Op de linkerbaan wordt de redder in mij wakker. Vent als ik ben, wil ik altijd oplossingen kunnen aandragen voor elk denkbaar probleem. Meestal ongevraagd, tot groot ongenoegen van velen.
Al rijdend overvalt me het idee dat we het oplopend tekort aan goede mensen zelf hebben georganiseerd. We hebben overal scholen te over; voor elke overtuiging, voor elke ondersteuningsbehoefte, voor elke ‘vernieuwing’ hebben we scholen. Al deze scholen hebben directeuren nodig, onderwijsmensen, onderwijsondersteuners, gebouwen, aanrijroutes, bekostiging, leermiddelen en wat dies meer zij. Er zijn plekken in Nederland waar op een half voetbalveld drie scholen staan – alle drie halfleeg, maar wel volledig georganiseerd.
Met onze torenhoge ambities met betrekking tot inclusiever en thuisnabij onderwijs is het tijd geworden voor het ‘anders organiseren’ van ons huidig onderwijs. En daarmee herhaal ik andermans oproepen daartoe – weet ik heus wel. Ik roep niet op tot ‘stelselwijziging’, maar wel tot een ingrijpende transitie ervan. Waarin we ook snappen dat tijd daarin een factor is. Het is niet van de een op de andere dag gedaan.
Hoewel de uitstroom in Amsterdam genuanceerder blijkt te zijn, zet het opnieuw te denken. Ik lees het als een niet aflatende oproep het onderwijs anders te organiseren, zet het mes erin. Als we blijven doen wat we nu doen, trekken we onszelf leeg.
Maar wat stel je dan voor, Ter Haar?
Ik stel voor dat elk dorp, elke wijk of stadsdeel van ‘bepaalde’ omvang een ‘verzamelgebouw’ krijgt, waarin kinderen thuisnabij en passend onderwijs krijgen van bevoegde én bekwame mensen – want die zijn er!
Een verzamelgebouw dat voldoet aan alle bouwbesluiten en in de tijd kan meegroeien, passend bij de wensen van inclusiever onderwijs. In dat gebouw komen alle gezindten, kleuren en overtuigingen bij elkaar en wordt er daadwerkelijk invulling gegeven aan de maatschappelijke opdracht van Wereldburgerschap.
Op de A12 roep ik de laatste woorden hardop en ga steeds harder rijden.
Dat verzamelgebouw noemen we geen school, want die benaming dekt de lading niet meer. Het is een ontmoetingsplek geworden waar geleefd wordt in het klein, om daarna voorbereid het leven groot aan te kunnen. Het verzamelgebouw is een levend gebouw dat veel meer kan huisvesten dan alleen het onderwijs. In zo’n gebouw wil je zijn, wil je werken.
Als ik uiteindelijk zonder brokken aankom bij mijn volgende afspraak, besef ik andermaal dat zo’n verzamelgebouw er niet zomaar is. En dat ik geen grote vrienden maak met dit idee. Het haalt nogal overhoop.
En dat is het!
Als we het anders willen in het onderwijs, moeten we het overhoop halen.