Om het gedrag van ouders goed te begrijpen is het soms nodig om hun eigen schoolverleden goed te kennen. Ik schreef daar eerder over in mijn blog ‘Het schoolverleden van ouders’. Sommige leerkrachten schrikt dit af, je werkt immers met kinderen en dan moet je ook nog in deze verhalen van ouders graven. In deze blog wil ik een stapje verder gaan: de persoon en het verleden van de leerkracht.

Frans

Na mijn bovenstaande blog begon ik me te realiseren dat niet alleen ingewikkeld gedrag van ouders, maar ook dat van leraren een context en verleden kent. Ik moest denken aan mijn Franse leraar Kwant die behalve goed les kon geven, ook goed orde kon houden, terwijl hij een van de jongste docenten was, ergens achterin de twintig. Alleen niet altijd op een leuke manier. Hij had soms een pispaaltje nodig en dat was ik vaak. Niet omdat ik rumoerig was of op een andere manier de orde dreigde te verstoren, integendeel, want ik was nogal verlegen op de middelbare school. Hij bespotte me eens openlijk om mijn uitspraak toen ik een van de eerste keren iets hardop moest vertellen in het Frans: “Nou, als iedereen zo praat, weet je zeker dat je een onvoldoende op je mondeling krijgt.” Tijdens de diploma-uitreiking in vwo 6 bood hij openlijk zijn excuses aan en ontving ik een Frans boek. Sympathiek gebaar, toch? Ik vroeg om zijn handtekening en zei enthousiast: “Dan kan ik met dit boek mooi mijn Frans onderhouden.” Zijn antwoord (en laatste opmerking naar mij): “Dan zou ik eerst maar eens Frans gaan leren.” Tot ver na mijn middelbare schooltijd heb ik geen woord Frans meer gesproken, bang om uitgelachen te worden. Jaren later, toen ik eens op een buitenlandse conferentie voor een groot publiek iets in het Frans mocht vertellen, ging er door me heen: “Zat meneer Kwant nou maar in de zaal.”

Goede bedoelingen

In de afgelopen maanden werd ik steeds nieuwsgieriger naar de redenen die mijn Franse leraar Kwant gehad moet hebben om mij (en andere leerlingen) zo te bejegenen. Ik vernam dat hij pas met pensioen was en bij toeval ontdekte ik dat iemand over zijn mobiele nummer beschikte. Ik stuurde hem een WhatsApp bericht dat ik graag eens met hem wilde praten en benieuwd was naar zijn goede bedoelingen destijds met mij. Of ik daar nog zo mee zat, vroegen sommige mensen mij. “Nee dat niet, ik ben gewoon echt nieuwsgierig.” Na een aantal dagen ontving ik een bericht van meneer Kwant dat hij graag op mijn uitnodiging inging. We spraken af op een terras en onderweg bedacht ik me hoe ik het gesprek zou kunnen starten en hoe ik zou kunnen vertellen hoe ik het allemaal had beleefd. Eerlijk gezegd was ik wat nerveus.

Mededogen en respect

Na bijna veertig jaar herkende ik hem niet aan zijn uiterlijk, maar toen hij vroeg of ik Peter was, herkende ik meteen zijn stem. We zaten amper, of Kwant begon te vertellen. Over zijn persoonlijkheidsprobleem waar hij later achter kwam, hoe hij tien jaar lang bang was geweest om onderuitgehaald te worden door leerlingen, en dat hij eigenlijk helemaal geen leraar Frans wilde worden, maar dit onder druk van zijn omgeving toch werd. Na tien minuten zei ik: “Ik snap het helemaal en wat ben ik onder de indruk van je verhaal.” Daarna hebben we luchtig anderhalf uur allerlei schoolherinneringen en -ervaringen gedeeld. Tot aan zijn pensioen heeft hij op mijn middelbare school gewerkt. “Mededogen” en “respect” zijn woorden die zijn blijven hangen sinds dit bijzondere gesprek. We hebben afgesproken elkaar nog eens te ontmoeten.

Prachtig vak

Wat hebben we toch een prachtig vak: kennis mogen maken met al die verhalen, verledens en emoties (soms fijn, soms pijnlijk) van ouders en onszelf, die bij elkaar komen in de school. Soms een feest van herkenning, soms onbegrip wanneer verhalen ver uit elkaar liggen. En vrijwel altijd verhalen en interacties die van invloed zijn op hoe we met kinderen omgaan. Oprechte interesse in ouders en in onszelf (ofwel een gezonde dosis zelfreflectie) zorgt voor een goede basis om samen op te trekken.

Dit verhaal is geanonimiseerd om herkenbaarheid te voorkomen.