Disclaimer

Omdat ik denk dat ik met deze column gevierendeeld word door collega’s, door OCW of Inspectie van Onderwijs. Zie het als een soort vrijtekening, zodat ik iets kwijt kan over de laatste toewijzing van middelen door OCW. Ik ben toch al geen groot fan van subsidiegedreven initiaties – hoe goed bedoeld dan ook.

Daarnaast hoop ik te voorkomen dat ik allerlei moeilijke vragen krijg, het leven zelf is al ingewikkeld genoeg.

Afijn, daar gaan we.

Op dit moment buitelen we over elkaar heen in funderend onderwijs en spreken we schande van de ‘loting’, gehanteerd door OCW. Ikzelf vond het aanvankelijk wel een aardig idee; bij een loterij gegarandeerd gelijke kansen. Elk lot heeft dezelfde kans op de hoofdprijs.

De kern van kansengelijkheid – ook oververhit op sociale media – is echter niet het creëren van kansen, maar de impact ervan. Althans, dat is op dit moment mijn stellige opvatting – die overigens snel kan kantelen als de ruiten van mijn woning met energielabel E worden ingegooid of mijn non-elektrische auto wordt bekrast. Wat mij betreft heeft niet iedereen dezelfde kansen nodig om wel een eenzelvig gewenst impact te generen. Toegegeven, filosofische semantiek waar je geen bal aan hebt. Maar het is de wolligheid in het maatschappelijk debat waarmee eigenlijk bedoeld wordt dat elk kind voldoende toegerust moet worden om datgene te kunnen gaan doen dat past binnen zijn interesses en mogelijkheden. Kansengelijkheid moet meer gezien worden als de vuilnisman die opruimt wat in de weg ligt Kansengelijkheid is. de opgeruimde weg die leidt tot het zijn wat het al is en wordt wat het kiest te willen zijn. En waardoor het een sociale burger – lees aardig, attent en respectvol – is in onze wereld.

Nee, de wolligheid neemt niet af. Soms past het gewoon niet in één zin.

Als ik het terugbreng tot ‘Elk kind krijgt wat het verdient’ kom ik in de buurt – maar dan ben ik bang dat ik allerlei zaken in voorwaardelijke zin vergeet. Eigenlijk is het zoals Arie, mijn vriendin, zegt als ik boodschappen doe:

‘Hoe komt het toch dat je altijd met meer terugkomt dan dat er op het lijstje stond?’

In de Staat van het Onderwijs van 2021 lezen we dat het droevig gesteld is met de ‘basisvaardigheden’*:

‘Het prestatieniveau van leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs stagneert of daalt op het gebied van taal en rekenen en het percentage leerlingen dat het onderwijs laaggeletterd en/of laaggecijferd verlaat, neemt toe.’

Waarmee gesteld wordt dat het kind belemmerd wordt te krijgen wat het verdient, omdat het dus onvoldoende toegerust is. Dat zijn ongelijke kansen van de bovenste plank en een doorn in het oog van onze minister. Die van meet af aan aangeeft daar werk van te willen maken. En dat ook doet.

Er wordt ontzettend veel geld vrijgemaakt – waarvan een groot deel structureel – om de belemmeringen op te ruimen. Scholen kunnen intekenen om aanspraak te maken op een deel van dat geld. Om werk te maken van het versterken van eigen aanbod, om basisvaardigheden te verbeteren.

Blijkbaar was het nog droeviger gesteld met de staat van ons onderwijs en werd er en masse ingetekend. Er bleken meer scholen te zijn die het beschikbaar gestelde geld hard nodig hadden. Meer dan dat OCW dat had ingeschat.

Dat zet te denken.

In de Staat van het Onderwijs, een jaar geleden, stelt de Onderwijsinspectie vast dat basisvaardigheden een kwaliteitsimpuls nodig hebben. Dat vaststellen gebeurt op basis van kennis van zaken, van beschikbare data, van schoolbezoeken, van gericht toezicht. Onderwijsinspectie weet waar het geld het hardst nodig is. OCW weet dat niet en besluit het teveel aangevraagde geld te verdelen middels een loting.

Pijnlijk.

Maar nog pijnlijker is dat OCW en Inspectie niet gezamenlijk (kunnen) optrekken. Het lijkt erop dat de kennis van zaken niet met elkaar gedeeld kan worden, zodat toewijzing meer doelgericht wordt uitgevoerd. Dat het geld daar komt waar het nodig is.

Hier lijkt AVG een belemmering te zijn voor kansengelijkheid.

De vraag die voorligt is waarom Inspectie en OCW niet samen optrekken bij de toewijzing van middelen – niet door aanvraag, maar door signalering? Omdat ik dan het antwoord wel weet: dan worden scholen beloond die niet beloond moeten worden. Het antwoord dat de perversiteit in deze versterkt – alsof er scholen zijn die maar wat aanklooien.

Gewetensvraag

En hier loop ik het grootste risico; maar wat kunnen wij hier zelf aan doen? Bezwijken wij zelf voor lonkende subsidies en vragen wij geld aan dat we eigenlijk niet nodig hebben? Hebben wij geld gekregen dat eigenlijk ergens anders beter gespendeerd kan worden?

Maar hoe dan?

Ter Haar, als je het dan allemaal zo goed weet, wat stel je dan voor? Nou, dat is lastig te zeggen. Vooral omdat het zo’n ingewikkelde materie is. Als eerste zou ik heel die subsidie-systematiek afschaffen en het geld onderbrengen in de lumpsumfinanciering. Het is vervolgens aan de besturen en hun directeuren op welke manier deze financiering gealloceerd wordt, laat dat aan hen over. Doe dat in vertrouwen. Wees vervolgens stevig als dat vertrouwen geschaad wordt. Meer is niet nodig.

Als tweede – want de subsidie-systematiek is niet zomaar afgeschaft – zou ik als OCW de benodigde impulsen zelf willen toewijzen op grond van bevindingen van de Onderwijsinspectie. Dus niet overlaten aan de aanvrager. Als daarvoor de tussenmuur tussen OCW en Inspectie doorbroken moet worden, bestel het sloopbedrijf!

Ga ik nu naar de bouwmarkt om stevige planken te kopen voor mijn huis.

* Het gaat hier om de basisvaardigheden op de gebieden Taal (lezen, schrijven en mondelinge taalvaardigheid), Rekenen en Wiskunde en Burgerschap (sociale en maatschappelijke vaardigheden). Werk aan de winkel, zegt de Onderwijsinspectie op haar site onderwijsinspectie.nl