Investeren in een beter leerklimaat

Met alleen extra geld kom je er niet

Op veel scholen wordt kei- en keihard gewerkt om kinderen zo goed mogelijk klaar te stomen voor onze samenleving. Hoe creëer je een (nog) beter leerklimaat op jouw school? Is hiervoor vooral extra geld nodig? Of vraagt het om andere investeringen? Onderwijsexperts Monique Volman en Anna Bosman delen hun wetenschappelijke inzichten.

Tips voor een beter leerklimaat

• Leer de leraar beter leren
• Geef goede (lange) instructies
• Stap een beetje af van het ontdekkend leren
• Investeer in goede leraren
• Zet hoog in op kinderen van laagopgeleide ouders
• Laat de leraar ‘alleen’ lesgeven
• Breng focus aan in je leerdoelen
• Houd wetenschappelijk onderzoek bij
• Stop het leraren- en schoolleiderstekort
• Zorg voor schoolleiders met kennis van zaken
• Versterk de pabo

“Het kan jaren duren voor we de leerprestaties weer op orde hebben”, denkt Anna Bosman. Zij is hoogleraar orthopedagogiek (leren en ontwikkeling) aan de Radboud Universiteit, houdt zich bezig met leren en leerprocessen en heeft een heldere visie op hoe onderwijs in Nederland beter kan.
“Een goede en duidelijke instructie geven aan leerlingen, dát zou pas echt helpen om de leerprestaties te verbeteren”, stelt Bosman. “Op de pabo heerst het idee: je mag niet te lang instructie geven. Dat is kolder! Een goede instructie geven betekent niet dat een leerkracht drie kwartier aan het woord is. Nee, na twee zinnen uitleg moet een leraar natuurlijk controleren of de leerlingen de stof begrijpen. Geef instructie op zo’n manier dat kinderen meteen actief betrokken worden. Daarna kunnen ze zelf aan de slag. Leerlingen worden nu veel te veel aan hun lot overgelaten. Vaak is de instructie heel kort en gaan ze snel zelfstandig aan het werk. Kinderen die het niet begrepen hebben, krijgen vervolgens extra aandacht. Maar dat gaat ten koste van andere leerlingen. Je kunt als leerkracht immers niet 25 kinderen in een half uur individuele aandacht geven. Dat is niet effectief.”

Begin bij de basis

Bosmans voornaamste grief? “De heersende mode is dat kinderen leren door te ontdekken. Leerlingen zijn echter niet allemaal wetenschappers in de dop. Het is je plicht als leraar kinderen bij de hand te nemen. Dan is dat maar traditioneel. Meer instructie geven en meer gezamenlijke inoefening.”

Complexe maatschappij

De Nijmeegse hoogleraar betreurt het dat wetenschappelijke kennis over hoe je effectief uitlegt vaak niet gebruikt wordt in de dagelijkse praktijk van het leslokaal. Ze geeft een voorbeeld: “Ga niet in groep 3 al beginnen met lange, talige sommen. Zorg eerst dat leerlingen de basis leren van rekenen en taal, dan komen in groep 5 die talige sommen wel. Het gaat er in die eerste jaren om dat kinderen veel leerkilometers maken en daarna start je in de klas met vooral kennis aanbrengen. Bij rekenen leer je kinderen in de eerste jaren dus optellen, vermenigvuldigen en delen: de basis. Vervolgens komen pas de meer talige sommen en dan gaat het ook meteen heel snel, omdat die ondergrond er is. Dan kunnen leerlingen de kennis toepassen.”
Lang dacht Monique Volman dat het wel mee zou vallen met die dalende onderwijsresultaten. “Ik hoopte dat het een tijdelijke dip was.” Maar inmiddels moet deze hoogleraar onderwijskunde aan de faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam en lid van de Onderwijsraad erkennen dat het toch echt om een trend gaat. Hoe gaan we deze ontwikkeling ombuigen? Is het een kwestie van focussen op taal en rekenen? “Nee, ik plaats nog steeds kanttekeningen bij de reflex om te zeggen: ‘We gaan ons richten op die basisvaardigheden en dan komt het goed’. Ook andere vakken zijn belangrijk. Leerlingen groeien op in een complexe maatschappij, waarin ze vakken als wereldoriëntatie en kunst hard nodig hebben. Bovendien kun je wel degelijk aandacht besteden aan taal en rekenen, ook bij andere vakken. Bij techniek gebruik je rekenvaardigheden, bij wereldoriëntatie speelt taal een belangrijke rol.”
In haar werk houdt Volman zich bezig met de vraag hoe scholen kunnen bijdragen aan betekenisvol leren aan een divers samengestelde groep leerlingen. Wat kunnen scholen doen om het leerklimaat te verbeteren? “Koppel de leerinhoud aan de interesses van kinderen. Geef leerlingen het gevoel dat ze met de kennis en vaardigheden die ze opdoen in de klas iets kunnen in de samenleving.”

Meer handen in de klas

Volman wijst als oorzaak van de dalende leerprestaties het lerarentekort aan. “Dat legt een enorme druk op scholen, die toch al zwak zijn of die een leerlingenpopulatie hebben die veel van leraren vraagt. De Onderwijsinspectie laat keer op keer zien dat de prestatieverschillen tussen leerlingen van hoog- en laagopgeleide ouders groot zijn en dat deze steeds groter worden. Laat de politiek investeren in goede leraren en beloon mensen die lesgeven op scholen met veel achterstandsleerlingen beter. Juist kinderen van laagopgeleide ouders hebben heel hard die goede leraren nodig.”
Bosman beaamt dat. “Ja, want de kinderen van hoogopgeleide ouders worden wel bijgespijkerd als het even wat slechter gaat. Zij weten het Luzac te vinden.”
De kwaliteit van het onderwijs wordt gevormd door de kennis en de kunde van leraren, onderstrepen de hoogleraren. Volman haalt het advies van de Onderwijsraad aan, Tijd voor focus, dat deze zomer verscheen. Hierin wordt gepleit om meer focus aan te brengen in de werkzaamheden van leraren in het basisonderwijs. Zo zouden ze meer tijd moeten krijgen om hun lessen voor te bereiden. Daarnaast luidt het advies: zorg voor meer handen in en om de klas. Volman: “Leraren moeten weer toekomen aan de kern van hun vak: het geven en ontwikkelen van onderwijs. Haal eventuele ballast bij ze weg.”

Extra investering

Dat er een probleem is met het onderwijs en de leerprestaties, is iets wat de politiek eveneens onderkent. IJzer op het vuur is die pot met geld, de NPO-Onderwijsgelden: weliswaar bedoeld om de corona-achterstanden aan te pakken, zou deze eenmalige investering van 8,5 miljard euro helpen om leerprestaties op termijn te kunnen verbeteren? Beide hoogleraren hebben daar zo hun twijfels over.
Bosman is ronduit somber: “Dat wordt straks de volgende parlementaire enquête: waarom zijn die leerachterstanden niet verdwenen, ondanks al dat extra geld? Het extra budget wordt aan zoveel verschillende zaken uitgegeven, terwijl er niet genoeg goede leraren te vinden zijn om de achterstanden aan te pakken. De bijspijkerbureaus doen nu goede zaken, maar hun kwaliteit is wisselend en deze investering is eenmalig.”
“Die NPO-Onderwijsgelden, dat is een beetje paniekvoetbal”, erkent Volman. “De grote hoop en wens is dat door die extra investering een duurzame verbetering tot stand komt. Misschien lukt dat gedeeltelijk wel, als het geld in scholing van leraren wordt gestoken, die daardoor beter onderwijs geven. Vanwege het lerarentekort wordt het geld ook besteed aan hulp van buiten: externen worden binnen de school gehaald. Ik ben er een voorstander van dat scholen samenwerken met hun omgeving. Dat ze bijvoorbeeld een plaatselijke kunstenaar aantrekken om kunstlessen te verzorgen of dat leerlingen de school uitgaan, leren hoe de wereld werkt. De NPO-Onderwijsgelden kunnen aan dat soort samenwerkingen bijdragen, maar de school moet uiteindelijk wel verantwoordelijk blijven voor het onderwijsaanbod, ook als het door anderen wordt gegeven.” Deze kritische afweging wil Volman scholen meegeven. “Bij elke keus die scholen maken, moet de vraag zijn: wat leren onze leerlingen hiervan én is dat wat wij willen dat ze leren?”

Onvoldoende uitdaging

Bosman zegt eigenlijk hetzelfde in andere bewoordingen: “Ouders leren hun kinderen lopen, praten, fietsen en brengen ze sociale vaardigheden bij zoals luisteren, maar ze sturen hun kinderen in de eerste plaats naar school om ze te leren lezen en schrijven. Het is aan de school gedelegeerd om taal- en rekenvaardigheden over te brengen. In hun schoolplan en op websites hebben scholen het over projecten, het kind centraal, pestprotocollen en extra’s rondom het onderwijsprogramma. Van mij mag het wel wat zakelijker: wat gaan scholen hun leerlingen leren? En hoe doen ze dat?”
Een ander probleem is dat leerlingen te weinig worden uitgedaagd. Bosman: “Als je geluk hebt, is er misschien een plusklas opgetuigd, terwijl een school duidelijk zou moeten maken aan ouders wat hun kernwaarden zijn en waar ze aandacht aan besteden. Dat betekent niet dat het onderwijs alleen maar moet draaien om cognitieve vaardigheden. Ik vind zeker dat er aandacht moet zijn voor bijvoorbeeld burgerschapsvorming. Maar dat hoeft geen apart vak te worden. Het kan ook terugkomen in andere vakken. ”
Nu de hamvraag: hoe draag je als schoolleider bij aan een goed, stimulerend leerklimaat? “De schoolleider is er primair om leraren te ondersteunen, zodat zij er voor hun leerlingen kunnen zijn”, vindt Bosman. “Een goede schoolleider heeft verstand van onderwijs, weet hoe het eraan toe gaat in de klas en kan zijn team inhoudelijk adviseren. Ik begrijp niks van scholen die een manager met nauwelijks verstand van onderwijs als schooldirecteur aannemen.” Ook Volman noemt inhoudelijke kennis van een schoolleider als belangrijk element voor onderwijskundig succes. “Daag je team uit het maximale te doen. Zorg dat leraren in je team blijven leren. Dat betekent dat je je als schoolleider zelf verdiept in wat wetenschappelijk bekend is over leren en wat bewezen werkzaam is.”

Te weinig urgentie

Of er een trendbreuk komt en de leerprestaties in Nederland ineens omhooggaan in de toekomst: Bosman en Volman durven niet voluit optimistisch te zijn. Volman: “Ik maak me enorme zorgen over het lerarentekort. Dat gaan we terugzien in de resultaten. Ook het niveau van de pabo stelt me niet gerust. Daarnaast heeft het tekort aan schoolleiders invloed op het functioneren van onderwijzend personeel. Een goede schoolleider brengt rust in het team, beschermt leraren tegen onrealistische verwachtingen van de buitenwereld en stimuleert medewerkers om met elkaar zo goed mogelijk onderwijs te geven. Het een kan niet zonder het ander. Dus we moeten die tekorten zien op te lossen.”
Bosman: “Pluspunt is dat scholen zich bewuster worden dat het anders moet, maar ik vind dat de overheid de urgentie nog te weinig voelt. Die mag zich echt meer zorgen gaan maken over de dalende prestaties van hun jongste inwoners.”

Interessant?
Dit artikel stond in KADER , het vakblad voor schoolleiders, dat AVS-leden exclusief ontvangen. Wil jij KADER ook op de deurmat hebben? Word lid of abonnee, ontvang voortaan een kersvers exemplaar in de brievenbus en versterk de positie van schoolleiders.